Wereldwijd worden ongeveer 44 miljard vleeskippen geslacht, waarvan 300 miljoen in België. Vooral tijdens de zogenaamde pre-slachtfase kunnen de dieren gestresseerd geraken, met dierenwelzijns- en economische gevolgen. De pre-slachtfase begint met het vangen en laden van de kippen op het vleeskippenbedrijf, gevolgd door het transport, en het wachten in het slachthuis. Deze fase wordt als een kritiek knelpunt gezien voor het dierenwelzijn, ook door burgers: zij zijn van mening dat het transport van productiedieren belangrijk en problematisch is. Bovendien is het transport via vrachtwagens ook zichtbaar langs de weg en door steden, en dat heeft een impact op het imago van de sector. Slechte omstandigheden in de periode vóór de slacht kunnen bovendien belangrijke economische gevolgen hebben: goede inspanningen tijdens de productiefase kunnen teniet worden gedaan, zowel op het gebied van dierenwelzijn als – bij een erge mate van transportstress – op het gebied van vleeskwaliteit en slachtrendement.
Eerder onderzoek naar vleeskippenwelzijn, in het kader van het project WELLTRANS dat in 2016 afliep, vormde de basis voor de ontwikkeling van een praktisch welzijnsevaluatieprotocol tijdens de pre-slachtfase, met bijbehorende integratie en web-tool om geaggregeerde welzijnsscores te berekenen. De welzijnsindicatoren zijn gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en beoordeeld door experts. Er werd gefocust op diergebonden metingen, dat zijn metingen die aan de dieren zelf uitgevoerd worden, in tegenstelling tot metingen die gerelateerd zijn aan de omgeving van de dieren. Het praktisch protocol bevat negen welzijnsindicatoren die op het slachthuis gescoord kunnen worden door een getraind persoon. Het eerste onderdeel van het protocol is een welzijnsevaluatie aan het eind van de wachtperiode op het slachthuis. Hier wordt gekeken naar de prevalentie hittestress of koudestress, beklemmingen (vleugels, tenen, koppen), kippen met spreidpoten, verdringing (een kip bovenop een andere) en zogenaamde rugliggers. Per toom wordt ernaar gestreefd om zestig kratten of lades te observeren. Daarna worden de prevalentie van breuken en bloeduitstortingen aan de slachtlijn bepaald. Per slachtlijn-indicator is het streefdoel om 10 minuten te observeren. De uitvoering van het volledige protocol duurt ongeveer 60 minuten per getransporteerde toom. De prevalenties kunnen omgerekend worden tot scores voor welzijn, en een algemene welzijnsindex. Deze laatste kan met de ILVO web-tool berekend worden en is beschikbaar in drie talen (Nederlands, Frans en Engels), om toepassing in de praktijk (en door onderzoekers) zo gemakkelijk mogelijk te maken.
Het protocol is gebruiksvriendelijk en laat toe om het welzijn van vleeskippen tijdens de pre-slachtfase gedetailleerd te evalueren. Dit protocol kan in het slachthuis gebruikt worden voor monitoringsdoeleinden. De stappen in de ontwikkeling van het protocol en een gedetailleerde beschrijving van hoe het protocol dient te worden uitgevoerd, staan beschreven in een ILVO-mededeling.