Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Vorig ArtikelVorig artikel Volgend artikelVolgend Artikel

 24 okt 2024 14:54 

Over de dalende groeicijfers van de biomarkt in 2023


Vraag om uitleg over de groeicijfers van de biomarkt in 2023 in het licht van het strategisch plan bio 2023-2027 van Arnout Coel aan minister Jo Brouns

De voorzitter

Goedemorgen, allemaal hartelijk welgekomen op onze eerste commissievergadering van deze nieuwe legislatuur. Er zijn hier een aantal vertrouwde gezichten aanwezig en ook een aantal nieuwe gezichten. Dat maakt het weer boeiend om samen de bevoegdheden die aan deze commissie zijn toegewezen, door te nemen. 

Er zijn drie elementen ter bespreking in deze commissie. In eerste instantie is dat het ruime blok van Landbouw, van land- en tuinbouw. In tweede instantie is ook Zeevisserij en Plattelandsbeleid toegewezen aan deze commissie. Dat zijn dezelfde elementen als tijdens de vorige legislatuur, al zijn er verschuivingen bij de ministers. Minister Brouns blijft onze vertrouwde minister van Landbouw. Minister Crevits is ook minister van Zeevisserij. Plattelandsbeleid werd weggehaald bij de bevoegdheid Omgeving en is ondergebracht bij de minister van Binnenland, Steden- en Plattelandsbeleid. Dat betekent dat we in deze commissie geen drie maar twee ministers hebben. Tijdens de vorige legislatuur was minister Demir bevoegd voor platteland.

Minister, hartelijk welkom in deze commissie. Collega Coel heeft de eer de eerste vraag om uitleg van deze legislatuur te stellen.

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Minister, ik wil u eerst en vooral veel succes wensen tijdens deze nieuwe legislatuur, als minister van Landbouw en ook met al uw andere bevoegdheden. Ik ben blij dat ik hier de eerste vraag mag stellen over een thema waarover we het tijdens de vorige legislatuur ook al een aantal keren hadden. Naar jaarlijkse gewoonte verscheen in het najaar een rapport met een stand van zaken van onze biosector. In dat Biorapport 2023 hebben we kunnen lezen dat het aandeel biolandbouw stagneert. De oppervlakte is ongeveer even groot gebleven als in 2022. Het aantal biolandbouwers met dierlijke productie is voor het tweede jaar op rij gedaald. Ook de biologische veestapel is gekrompen met 7 procent. Het totale aantal landbouwbedrijven onder controle voor biologische productie is met slechts 1,6 procent gestegen, dat is het laagste groeipercentage in vijftien jaar. Er hebben zich weliswaar 45 nieuwe biobedrijven aangemeld maar er zijn ook 37 bedrijven gestopt met hun bioproductie. Ondanks een vrij forse toename van de overheidssteun – er werd 31 procent meer uitgetrokken om de sector te steunen – heeft de groeivertraging, die ook al in 2022 te zien was, zich doorgezet.

Uit datzelfde rapport blijkt niet alleen dat de groei van de biologische landbouw hapert, maar ook dat de interesse in de opleiding tot of omschakeling naar bio daalt is. Dat is toch zorgwekkend. Zo zag vzw Landwijzer, een gespecialiseerd vormingscentrum voor biologische en biodynamische landbouw, vorig jaar 5 procent minder inschrijvingen in vergelijking met het jaar voordien. Ook de gespecialiseerde naschoolse startersopleiding voor biolandbouw van het Nationaal Agrarisch Centrum kende een daling van 12 procent. Bij AgroCampus werd zelfs geen starterscursus type B voor biologische productie georganiseerd omdat er onvoldoende inschrijvingen waren. Dat alles geeft aan dat er wellicht relatief weinig nieuwe instroom te verwachten is in de nabije toekomst, gezien het lage aantal starters in de opleidingen.

Wat de bioconsumptie betreft, zijn er iets positievere cijfers en is er een stijgende lijn: de consumptie groeide tot 554 miljoen euro in Vlaanderen. De stijging van dat absolute cijfer is natuurlijk deels te verklaren door de inflatie. In absolute cijfers is Vlaanderen koploper, maar als je het bestede bedrag per capita bekijkt, hinkt de Vlaming met 83 euro toch achterop ten opzichte van de Waal met 127 euro en de Brusselaar met 137 euro. Verder groeit de bekendheid van het EU-biolabel gestaag, maar blijft het onder het Europees gemiddelde. Ik zal niet in detail ingaan op de cijfers over waar bioproducten aangekocht worden.

Al bij al merken we in 2023 dezelfde groeivertraging als in 2022, ondanks de ambities van de vorige en ook van deze regering om de sector te laten groeien en ondanks het feit dat er fors wat middelen voorzien worden. Die dalende trend bij de opleidingen vind ik toch zorgwekkend.

Ik heb daarom de volgende vragen, minister.

Welke verklaringen ziet u voor het stagneren van de biolandbouw in Vlaanderen, terwijl de overheidssteun nooit eerder zoveel bedroeg? Welke acties wilt u ondernemen of hebt u al ondernomen om de biolandbouw, zowel aan de productiezijde als aan de vraagzijde, te doen stijgen?

Hoe evalueert u de dalende interesse voor de opleidingen? Dat geeft toch aan dat er mogelijk minder instroom zal volgen. Wat kunnen we doen om die daling om te buigen?

We hebben een steuninstrumentarium met een aantal stimuli. Hoe evalueert u dat? Hoe plaatst u dat in het strategisch plan bio 2023-2027, om onze doelstellingen op lange termijn te halen?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Dank u wel, collega Coel, voor uw eerste vraag in deze nieuwe commissie, niet uw eerste vraag binnen de commissie Landbouw en het thema landbouw maar wel in onze eerste commissievergadering van deze nieuwe legislatuur. Ik kijk ook uit, net zoals in de vorige legislatuur, naar een heel fijne, goede, nauwe samenwerking met het parlement en met deze commissie. Degenen die het thema landbouw in Vlaanderen volgen, weten dat we daar voor zeer, zeer grote uitdagingen staan en dat we best wel fier en trots mogen zijn op de landbouwsector. Het is ook onze taak en onze verantwoordelijkheid om de grote transitie die daar op het terrein moet plaatsvinden in relatie tot onze omgeving, mee waar te maken. Ik ben daarom ook blij met die andere bevoegdheid.

Ik kom tot de antwoorden op uw vraag, collega Coel. De verklaring van het stagnerende areaal biologische landbouw moeten we zoeken in de macro-economische context, dat is duidelijk. Na een sterke boost ten gevolge van corona, genoegzaam bekend, waarbij consumenten bewust kozen voor lokale producten en meerwaardeproducten zoals bio, heeft de inflatie in 2022 ten gevolge van de Russische inval in Oekraïne ervoor gezorgd dat mensen opnieuw minder kiezen voor de meerwaardeproducten en de korte keten. De markt leek zich vorig jaar, na die stagnatie in 2022, voorzichtig te herstellen, maar de resultaten van 2024 moeten dit nog bevestigen. Zo steeg het marktaandeel voor bio in Vlaanderen in 2023 en bleef het aantal biokopers gelijk of kende men zelfs een lichte groei voor de meeste producten. Zo was er in 2023 een groei qua volume vlees, vis en brood per capita, maar biozuivel en -eieren daalden. Het prijsverschil tussen bio en gangbaar verkleinde ook in 2023 verder.

Samengevat kunnen we stellen dat het marktperspectief in 2023 onvoldoende was om de primaire producent te overtuigen naar bio over te schakelen of om nieuwkomers in de biosector aan te trekken. Als prijzen niet stimulerend zijn, schakelen producenten in sommige sectoren over naar de gangbare productie, bijvoorbeeld bij de geitenhouderij, pluimvee en eieren. Door de relatief korte cycli in de pluimveesector kunnen die bedrijven ook snel weer naar bio overschakelen als de markt opnieuw gunstiger evolueert.

Net vanwege deze trend zetten we in het strategische plan bio 2023-2027 extra in op de vraagzijde, enerzijds met acties rechtstreeks naar de consument, zoals de campagne van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) ‘Bio, dat is sowieso goed gekozen’, de bioweek die nieuw leven wordt ingeblazen en een educatief aanbod voor lager onderwijs zodat de kinderen reeds van jongs af aan vertrouwd raken met wat bio is en waar het voor staat. Anderzijds zetten we in op de consumptie van bio buitenshuis, bijvoorbeeld in de catering. Ook dat is een bekend thema.

Ik wil dat wij als overheid het goede voorbeeld geven, misschien nog meer dan in het verleden. Het reageerakkoord is daarom ook duidelijk: ”De Vlaamse overheid focust in haar aankoopbeleid op het afnemen van biologische en andere lokale producenten. De Vlaamse overheid moedigt lokale besturen en andere overheidsdiensten aan om hetzelfde te doen. Daarmee beoogt de Vlaamse Regering de creatie van een afzetmarkt van biologische en andere duurzame lokaal geproduceerde producten. Dit principe zal ook maximaal gehanteerd worden bij de uitrol van de gezonde maaltijden op school." Dat we gezonde maaltijden op school boosten, voorzien we in het regeerakkoord.

Ook de aanbodzijde verliezen we niet uit het oog. Ik blijf ook hierop inzetten aan de hand van steun voor specifiek advies en begeleiding voor zowel producenten als verwerkers die interesse hebben om over te schakelen, zowel via onderzoeksprojecten als demonstratieprojecten en EIP-projecten (European innovation partnership) gericht op de biosector.

Verder is ook de toegekende VLIF-investeringssteun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) heel specifiek voor de biolandbouw verantwoordelijk voor de stijging van de overheidsuitgaven voor de biosector. Deze heeft een aandeel van 17 procent in de totale toename aan overheidssteun. In 2023 werden namelijk zestien VLIF-dossiers voor bio-investeringen goedgekeurd tegenover acht in 2022.

Los van de acties aan de consumptiezijde, blijven we ook inzetten op het verstrekken van info over de marktsituatie en opleidingen op verschillende niveaus. Het strategisch plan bio bevat hiervoor een afzonderlijke doelstelling, namelijk: “Toekomstige biolandbouwers kunnen zich voldoende scholen in het Vlaamse land- en tuinbouwonderwijs.” Er is dus bijzondere aandacht voor vorming en opleiding.

Voor wat betreft de naschoolse vorming zijn de subsidies voor starterscursussen en stages specifiek gericht op personen die de intentie hebben om een actieve landbouwer te worden. Alle geregistreerde vormingscentra die starterscursussen aanbieden, zijn verplicht om het onderwerp ‘biologische teelt’ aan bod te laten komen. De cursist, ook diegene die de intentie heeft om in de gangbare landbouw te starten, moet op het einde van de cursus de principes van biologische landbouw, de wetgeving rond biologische landbouw en de overgangsperiodes van gangbare naar biologische landbouw kennen. Ook moet hij weten welke specifieke ondersteuning er wordt gegeven voor de biologische landbouw. Een groot deel van de subsidie naschoolse vorming werd toegekend aan Landwijzer, dat specifiek starterscursussen en stages voor de biologische landbouw organiseert.

Specifiek op vraag van de biosector en gezien de complexiteit in de biologische landbouw, werd bovendien het aantal gesubsidieerde uren in de starterscursus en het aantal gesubsidieerde stagedagen in de regelgeving nog verhoogd ten opzichte van wat de vormingscentra aanbieden in de gangbare landbouw. Dat alles getuigt van het grote belang dat we hechten aan startende landbouwers in de biologische teelt. Met het oog op het nog meer stimuleren en informeren van potentiële starters in de biologische landbouw, kende ik recent nog een subsidie toe aan Landwijzer voor het uitvoeren van een actieplan dat zich hierop richt.

Met het strategische plan bio zetten we eveneens in om bio nog meer op de kaart te krijgen bij het land- en tuinbouwonderwijs, zowel in de secundaire scholen als in de hogescholen.

Voor het secundair onderwijs wordt bekeken om de onderliggende principes van bio in de leerplannen op te nemen binnen de drie onderwijskoepels. Via een tweejarig vormingstraject werd tevens ingezet op diepgaande kennis- en competentieopbouw rond agro-ecologie en bio bij een vijftiental leerkrachten. Dit zal worden herhaald met andere leerkrachten. Tegelijk is er gedurende deze twee jaar begeleiding geweest van twee scholen en hun teeltbegeleiders om hun percelen naar bio om te schakelen. Bij interesse van andere scholen kan dit worden hernomen.

Via een beslissing die ik eerder dit jaar voorlegde aan de Vlaamse Regering kunnen land- of tuinbouwscholen die omschakelen naar bio of bioproductie aanhouden op een perceel, eveneens subsidie ontvangen.

Voor het hoger onderwijs laat ik al twee jaar een inspiratiedag organiseren rond bio en agro-ecologie. Verder maken we ook werk van de organisatie van gastlessen rond biologische landbouw voor het hoger onderwijs en reiken we stageplaatsen en thesisonderwerpen aan aan het hoger onderwijs.

Wat uw derde vraag betreft, kunnen we meegeven dat de interesse bij bestaande biobedrijven groot was bij de eerste oproep in 2024 van de nieuwe VLIF-maatregel ‘Opstart van of omschakeling naar een toekomstgerichte duurzame ondernemingsstrategie op een landbouwbedrijf’ of kortweg de VLIF-verdienmodelmaatregel.

Van de 34 ingediende steunaanvragen waren er elf afkomstig van bestaande biobedrijven, dat is een op drie. Van deze elf konden er dus ook negen geselecteerd worden op een totaal van 24 geselecteerde projecten. Dit zijn bedrijven die biologisch willen blijven produceren, maar hun bedrijfsstrategie verder aanscherpen door in te zetten op bijkomende producten of bijkomende diensten.

Het strategisch plan bio 2023-2027 is heel ambitieus. We laten ons op dit ogenblik niet ontmoedigen door de cijfers, maar gaan dus onverminderd door met de uitvoering van dat plan. Enkel zo zullen we dat resultaat kunnen maximaliseren. Het is natuurlijk duidelijk dat 2027 geen eindpunt is, ook daarna werken we dus verder aan de toekomst van een mooie, bloeiende biosector in Vlaanderen.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Dank u, minister, voor uw heel omstandig antwoord. Ik denk dat het toch wel een geruststelling kan zijn voor de sector dat er een heel actieplan uitgerold wordt met maatregelen op quasi alle terreinen waarop kan worden gewerkt. Ik hoor maatregelen in het onderwijs, ik hoor steunmaatregelen voor mensen die al met bio bezig zijn en die hun verdienmodel willen aanscherpen, ik hoor steun voor mensen die de omschakeling willen maken, opleiding voor naschoolse vorming … Kortom, het gaat over een heel breed pakket, wat wij zeker toejuichen en wat hopelijk dan een kentering kan teweegbrengen.

Wat wij vorige legislatuur ook altijd hebben gezegd, is dat de beste steun voor de biosector natuurlijk is om de vraagzijde maximaal te stimuleren. Het heeft geen zin om mensen toe te leiden naar bioproductie als ze dan de producten niet afgezet krijgen of alleszins niet tegen de prijs waar ze zelf de kost mee kunnen verdienen of de meerkost die het soms vraagt om bioproductie te doen. Ik ben dus heel blij met die passage in het regeerakkoord. Wij waren daar ook sterk vragende partij voor om als overheid op de momenten dat wij de kans hebben om die vraagzijde een beetje een duwtje in de rug te geven, dat ook actief te doen. U hebt de passage zelf voorgelezen.

U hebt ook verwezen naar de samenwerking rond dat project maaltijden op school. Ik denk dat we het daar in de toekomst misschien nog eens over kunnen hebben om in detail te kijken hoe dat nu concreet uitgerold gaat worden. We gaan niet Vlaanderenbreed overal een gratis maaltijd aanbieden, dat hebben we niet afgesproken, maar we hebben wel afgesproken dat we scholen gaan helpen en stimuleren om initiatieven te nemen. En dan is het natuurlijk de vraag hoe je dat praktisch uitrolt, om in het aankoopbeleid dat toch door die scholen individueel uitgevoerd zal worden, te stimuleren om ook producten van bij ons, en meer specifiek bio van bij ons, in dat pakket op te nemen. Dus daar kijk ik naar uit. Ik heb geen specifieke vragen op dit moment, dank u, minister.

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Ik ga het heel kort houden. Dank u wel, minister. Ik denk dat het inderdaad een zeer belangrijke vraag is om deze commissie mee af te trappen. Ik ben ook zeer blij dat ik opnieuw deze commissie vervoeg, want ik zal de komende legislatuur ook het thema landbouw voor mijn rekening nemen. Ik kijk met heel veel enthousiasme uit naar de samenwerking. 

Aansluitend bij de inderdaad terechte analyse, stel ik vast dat de vraagzijde voor bio-ondernemers, die geldt voor iedere landbouwondernemer, natuurlijk van fundamenteel belang is om er al dan niet de stap naar te zetten of verder in te blijven gaan. U verwijst in dat opzicht terecht voor een deel naar macro-economische aspecten die een rol spelen in de evolutie van de laatste jaren, maar tegelijk verklaart dat nog altijd niet waarom de Waal en de Brusselaar daar dan pro capita een stuk boven zitten. Kijkt u in dat opzicht, als het gaat over die vraagzijde, naar goede ideeën, voorbeelden die daar eventueel uitgerold worden? 

U weet dat de bioafzetmarkt bijvoorbeeld in Denemarken ook een stuk hoger ligt en dat daar ook heel actief overheidsbeleid onder zit om die afzetmarkt te gaan stuwen. Dat zit, onder andere, in die schoolmaaltijden. Ik ga, voor alle duidelijkheid, niet het voorstel van de collega's van Vooruit hier al dan niet verdedigen. Dat is een discussie binnen het regeerakkoord. Maar hoe kunnen we, breder gezien, die afzetmarkt zekerder en groter maken? Want ik denk dat die beide belangrijk zijn. Dat is de fundamentele vraag voor deze commissie. Bent u, in dat opzicht, bereid om nog te gaan kijken in Franstalig België, maar eventueel ook bij de collega's in Nederland, in Denemarken, welke zaken we eventueel nog kunnen overnemen?

De voorzitter

De heer De Roo heeft het woord.

Stijn De Roo (cd&v)

Dank u, collega Coel, voor uw vragen over de biologische productie, een thema dat hier de afgelopen jaren ook wel regelmatig de revue gepasseerd is, en waar de macro-economische context wel een zeer grote rol speelt. Het is eigenlijk nog niet zo lang geleden dat de prijs van biomelk daalde onder de prijs van niet-biomelk. Ook dat is een gegeven waar we rekening mee moeten houden, en dat heeft de afgelopen periode toch wel een aantal landbouwers verhinderd, of de keuze laten maken om niet over te schakelen. 

Gezien het aantal biologische producenten dat zal toenemen, vraag ik me af of we die vraag moeten stimuleren. Anders creëren we in een curve van vraag en aanbod eigenlijk een prijs die alleen maar verder naar beneden gaat, en die het dus moeilijker maakt om over te schakelen naar biologische productie. Ik denk dat we met het Vlaams regeerakkoord – de minister heeft het geschetst, collega Coel heeft het geschetst – een inspanning doen in ons aankoopbeleid en dat dat iets belangrijks is. Ik hoorde in de tussenkomst van de minister ook een aantal aanknopingspunten richting het inspelen op de vraag en het verhogen van de vraag.

Ik heb nog een bijkomende vraag over de opleidingen. Collega Coel heeft verwezen naar het dalend aantal opleidingen, onder andere bij Landwijzer. Het dalend aantal inschrijvingen voor een aantal opleidingen is een graadmeter, maar is natuurlijk niet dé graadmeter. De graadmeter is: wie volgt een opleiding en wie stroomt daarna ook door richting de sector? Dat is vooral belangrijk. Dat is de graadmeter waar we echt rekening mee moeten houden en we hebben de afgelopen jaren toch wel een aantal verschillen gezien tussen vormingscentra naar het aantal of het aandeel uitstromers vanuit die cursus richting de sector. Ik denk dat het ook voor de biologische productie belangrijk is om ervoor te zorgen dat we niet alleen inschrijvingen krijgen, maar dat we ook effectief starters zullen hebben. Vandaar dat ik deze vraag heb voor u, minister: hoe zult u ervoor zorgen dat de uitstromers uit de cursussen biologische productie ook effectief meer aan de slag gaan met deze kennis in de praktijk?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Dank je wel voor jullie bijkomende vragen. Het toont inderdaad het belang van de sector in Vlaanderen. Ik deel volledig uw mening, collega Coel, dat we maximaal moeten inzetten op die vraagzijde. We hebben die passage opgenomen in het regeerakkoord en de verwijzing naar de schoolmaaltijden betekent een potentieel van 140 miljoen euro die we rechtstreeks in de biosector kunnen pompen. Ik noteer nu een bondgenoot om mee te waken over de modaliteiten om ervoor te zorgen dat we dat maximaal kunnen toeleiden naar onze biosector.

Collega Vaneeckhout, we hebben zeker oog voor de macro-economische context. U verwijst terecht naar andere regio’s in die zin dat we er ook van overtuigd waren tijdens het Europees voorzitterschap om onze rol daarin op te nemen om het Europees netwerk daarrond te versterken. Dat hebben we ook gedaan hebben tijdens dat voorzitterschap: onder andere kijken naar hoe je die afzetmarkt kunt versterken en welke good practices we daar kunnen meenemen. Samen met de verschillende beleidsmakers is daarover gesproken, dus dat netwerk is op dat vlak wel interessant voor ons om te bekijken hoe men in andere regio's die afzetmarkt beter bereikt en die vraagzijde versterkt.

Collega De Roo, ik denk dat het ook nodig is om, ten eerste, te wijzen op de diversiteit in de biosector. Daar zijn ook wel wat verschillen in als het gaat over biokruiden, biovlees … Die diversiteit is een troef. Wat uw vraag over de opleidingen betreft, denk ik dat het goed is om ook daar aan te geven dat het niet altijd mensen vanuit de landbouwsector zijn die in die opleiding stappen – dat is een divers publiek ook – en dat we daarom een specifiek aanbod hebben voor zijinstromers – om ze dan hier zo in die context te noemen –, om ze maximaal te ondersteunen, te begeleiden richting bio. Er is een specifiek aanbod voor die mensen om er inderdaad ook voor te zorgen dat er niet alleen instroom is, maar ook voldoende uitstroom richting de sector.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.

 


  Nieuwsflash
 
NAC vormingenLees meer
 
 
Uiterste wijzigingsdatum nateelten en vanggewassen uitgesteld tot 15/11Lees meer
 
 
Flankerend beleid ter uitvoering van de PASLees meer
 
 
Grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot de waterbeheersing in de WesthoekLees meer