De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Voorzitter,  ik zie een blik van herkenning in uw ogen. Ik denk dat u in dezen toch  wel een beetje betrokken partij bent. Maar dat maakt niet uit, de vraag  die ik wil stellen, is correct ontvankelijk verklaard.
We  hebben een tijdje gewacht, want het meldpunt agribashing.be, een  initiatief opgericht door de voorzitter van onze commissie, collega  Dochy, wordt nu voor een deel nieuw leven ingeblazen. We hebben daar de  voorbije jaren niet echt vragen over gesteld omdat zo een meldpunt  natuurlijk ook een politieke keuze is van een parlementslid. U begrijpt  dat wij niet meteen extra aandacht wilden geven aan het meldpunt zelf.  Een aantal weken geleden heeft De Standaard wat berichtgeving in beeld  gebracht waarbij dat meldpunt opnieuw in de aandacht komt.  Agribashing.be is, zoals gezegd, een meldpunt opgericht door onze  voorzitter. Op zich kan dat getuigen van een goede parlementaire reflex  om zaken die in de samenleving mislopen, gevoelens, emoties en reële  problemen te capteren. Dat is onze job als volksvertegenwoordiger. Een  website creëren waarop mensen met hun verzuchtingen richting de politiek  en het beleid terechtkunnen, lijkt mij een legitieme keuze of een goede  zaak. Dat kan een van de aspecten van onze job als  volksvertegenwoordiger zijn. 
Minister, de vraag die  dan rijst, is wat het vervolg op zo een melding moet zijn. Dat is de ene  kant van de vraag. In het geval van agribashing.be beoordeelt een  zelfbenoemde jury de meldingen en evalueert ze en worden de mensen die  zich in hun optiek schuldig maken aan agribashing terechtgewezen. Er  wordt een soort van eigen volksjury georganiseerd, waardoor mensen  worden beoordeeld, iets wat toch voor een deel een intimiderend aspect  heeft wanneer men aan mensen aangeeft dat men vindt dat die aan  agribashing doen. De Standaard haalt hierbij het voorbeeld aan van een  schooldirectrice. Dat verwondert mij van een partij als cd&v, die  toch op een correcte manier met middenveldorganisaties en mensen die  zich maatschappelijk engageren, omgaat. Zij roepen een schooldirectrice  tot de orde via het meldpunt en via de opvolging van een melding, nadat  zij op de website was 'verklikt' omdat in een schoolproject een aantal  leerlingen een link hadden gelegd tussen bepaalde milieu- en  klimaatproblemen en de impact van bepaalde vormen van landbouw. Het  waren zeer onschuldige infoborden – minister, ik wil dat we daar vandaag  niet de wetenschappelijke discussie over voeren – waar er  wetenschappelijk misschien nog iets voor te zeggen valt. Dat debat mogen  we hopelijk toch voeren.
Dit voorbeeld geeft aan dat  de term ‘agribashing’ wel bijzonder ruim geïnterpreteerd dreigt te  worden. Ik wil het bijna vergelijken met een soort ‘agriwoke’ die  ontstaat, waarbij bepaalde debatten niet meer gevoerd kunnen worden. We  hebben het er toch allemaal zeer moeilijk mee bij andere thema's,  collega's, dat bepaalde zaken niet meer gezegd zouden mogen worden. Ik  vind het een legitiem politiek en maatschappelijk debat, dat kan worden  gevoerd over wat de impact is van bepaalde vormen van landbouw. Laat ons  eerlijk zijn, collega's: het is gewoon een politieke strategie om een  eerlijk en genuanceerd debat over landbouw zeer moeilijk tot onmogelijk  te maken.
De term ‘bashing’ kennen we bijvoorbeeld  uit de context van gaybashing en refereert aan de maatschappij die  helaas op veel vlakken verruwt en waarbij mensen, zoals in het geval van  gaybashing, zelf het heft in handen nemen om diegene die volgens hen  niet in het perfecte plaatje past, onder handen te nemen. Ik kan me  voorstellen dat er in de sector op een niet-correcte manier richting  individuele landbouwers gehandeld wordt en dat er een bepaalde  beeldvorming is alsof dat bijna criminelen zouden zijn. Uit de voorbije  maanden hier samen kunnen we besluiten dat ik alvast samen met velen  niet op die manier naar landbouw kijk. Maar dat betekent aan de andere  kant natuurlijk niet dat een debat voeren over landbouwbeleid, over  bepaalde types van landbouw en de impact op andere maatschappelijke  noden en bezorgdheden, illegitiem zou zijn.
We weten  dat bashing counteren met meer bashing zelden tot nooit een meerwaarde  oplevert voor de maatschappij, dus wilden wij de vraag stellen op welke  manier dit niet meer verruwing in de hand werkt. Het maakt ook een debat  op basis van wetenschappelijk omgaan met maatschappelijke uitdagingen  bijna onmogelijk. 'Alternatieve feiten' werken verruwing en polarisering  immers in de hand. 
Los van de eventuele waarde van  zo een meldpunt door een volksvertegenwoordiger, is de fundamentele  vraag wat er met de meldingen gebeurt. Welk gevolg wordt eraan gegeven  en door wie? Brengt het genoegdoening voor de melder? Wie bepaalt wat er  moet gebeuren met of door de aangemelde? Hoe krijgen we toch niet  minstens een soort informele tweede circuit? Ik stel voor dat we  binnenkort een meldpunt organiseren voor mensen die kwaad zijn omdat  Herman Brusselmans een column schrijft en dat op een andere manier  bashing zouden noemen. Neen, daar dienen rechtbanken voor. Als mensen  vinden dat er laster en eerroof is, als mensen vinden dat er zaken niet  correct gebeuren, dan lossen we dat in ons rechtssysteem op via de  rechtbank, niet via een individuele website met een zelf aangeduide  jury.
De meldingen op agribashing.be komen niet bij  onafhankelijke instanties of bij de administratie terecht. Het is het  parlementslid in kwestie zelf dat samen met een jury het initiatief in  handen houdt en zelf beoordeelt of het gaat over foutieve framing van de  sector, of het gaat over individuele landbouwers en op welke manier een  initiatief wordt genomen richting de zogenaamde dader. Er staat ook  heel duidelijk onderaan dat het een persoonlijk initiatief is van  collega Dochy, waarbij ook duidelijk vermeld staat dat hij voorzitter is  van de commissie Landbouw. Ik heb als ondervoorzitter van de commissie  Landbouw ook al wat ideeën over zaken die ik zou kunnen opstarten, maar  ik weet niet of we daarmee een legitiem en correct debat over de  toekomst van onze landbouwsector op een goede manier vormgeven. 
Minister,  u hebt zich voor een deel al in de krant uitgesproken, maar ik wil het  toch hier heel duidelijk horen. Hoe kijkt u naar het meldpunt  agribashing.be? Is er volgens u nood aan zo een onafhankelijk meldpunt  voor personen of organisaties die wetens en willens op een  onwetenschappelijke manier de landbouwsector in een kwaad daglicht  plaatsen? Hoe wilt u de polarisering tussen de landbouwsector en  kritische stemmen rond bepaalde vormen van landbouw ontmijnen? In welke  mate zorgt deze sfeerschepping en eventuele intimidatie rond kritische  geluiden over de agro-industrie voor oplossingen voor de crisis in de  landbouwsector, die ons allemaal nauw aan het hart ligt?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega’s,  juiste en genuanceerde informatie over de landbouwproductie in  Vlaanderen is een heel belangrijke kernvoorwaarde om een gedegen debat  over haar toekomst vorm te kunnen geven. Die informatie ligt immers aan  de basis van meningen die gevormd worden door consumenten en burgers. We  kunnen er evenwel niet omheen dat objectieve informatieverspreiding  vandaag de dag ook meer algemeen onder druk staat, dus niet alleen wat  landbouw betreft. Het Nationaal Crisiscentrum beschouwt het verspreiden  van verkeerde of misleidende informatie niet voor niets als een van de  grote risicofactoren voor de toekomstige voedselzekerheid van onze  bevolking.
Specifiek voor de landbouw zijn er voor  mij drie samen sporende trends die zich voordoen. Ten eerste is het  bevolkingsaandeel dat actief is in de landbouw, in enkele generaties  tijd drastisch teruggelopen. Waar vroeger de meeste Vlamingen wel nog  een buurman, een tante of een verre kennis hadden die in de  landbouwsector actief was, komen de meeste mensen vandaag niet langer in  eerste lijn met landbouwers in aanraking. Het gebrek aan rechtstreekse  informatie over wat landbouwers dagelijks doen, hun productiecycli, hun  technische en economische uitdagingen, het harde werk et cetera leidde  gestaag tot een kloof tussen de in- en de outsiders. Ook mensen die van  veraf wel nog een link hebben met de sector, dreigen snel te vervallen  in een overgeromantiseerd beeld van een geschiedenis die waarschijnlijk  nooit bestaan heeft.
Ten tweede genereert de komst  van internet en sociale media een massa aan informatie, met inbegrip van  niet-gevalideerde informatie. In een streven om mediaplatformgebruikers  zo lang mogelijk aan boord te houden, filteren algoritmes op content  die aansluit bij waar men in het verleden zelf mee in aanraking kwam.  Eigen overtuigingen worden op die manier versterkt, zonder dat die  worden getoetst aan divergerende opinies of inhoud. Dat versterkt  uiteraard de wij-versus-zijmentaliteit en staat haaks op het feit dat  verschillende zienswijzen in een debat aan bod moeten komen. Het  verbergt bovendien dat de voor- en tegenstanders vaak meer gemeen hebben  dan ze zich zelf realiseren.
Ten derde heeft  landbouw historisch gezien zelf een sterke groepscultuur ontwikkeld, wat  op zich natuurlijk en volkomen normaal is, gezien de identiteit en de  specifieke levensstijl die met het beroep gepaard gaan.  Interpersoonlijke interactie van landbouwers gebeurt vaak met andere  mensen die in de sector of in de periferie errond actief zijn. Daar is  uiteraard niets mis mee, maar het is de communicatie, of het gebrek  eraan, naar anderen die de perceptieverdeeldheid soms mee veroorzaakt.
Een  van de kernopdrachten binnen de Vlaamse voedselstrategie die ik vorige  legislatuur lanceerde, was daarom ook ‘Voedsel verbindt boer &  burger’. Los van contact met de landbouwer, komt zowat elke Vlaming  immers drie keer per dag in aanraking met het werk van onze Vlaamse  land- en tuinbouwers. Dat was ook heel duidelijk een positief  neveneffect in tijden van corona, burgers die veel vaker op de boerderij  kwamen, wat de band met en de kijk op de sector en het werk uiteraard  ten goede kwam.
Op een symposium dat we afgelopen  jaar organiseerden tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese  Unie, hadden we een Amerikaanse sociologe te gast, doctor Jessica Eise,  die daarover het boek ‘The Communication Scarcity in Agriculture’  schreef. Zij betoogt dat, waar het vroeger een lonende strategie kon  zijn om ongenuanceerde kritiek of desinformatie te laten overwaaien, dat  vandaag niet langer het geval is. Ook al ben je het er als  landbouwsector niet mee eens, bezorgdheden van burgers en  middenveldorganisaties moeten ernstig worden genomen. Dat biedt tegelijk  ook de mogelijkheid om als sector authentiek en eerlijk te communiceren  over uitdagingen, trade-offs en het bestaansrecht van de sector in de  samenleving.
Voedselproductie blijft in essentie  gebaseerd op gebruik van grond en grondstoffen en heeft, net zoals alle  menselijke activiteit, onvermijdelijk een zekere impact op onze  leefomgeving. Dat ontkennen, is niet zinvol, net zomin als het zinvol is  om alleen op die negatieve externaliteiten te focussen en de  neveneffecten en de positieve bijdragen aan onze maatschappij te  verzwijgen. Dat is een werf die collectief en via krachtenbundeling moet  worden aangepakt.
Voor de vertegenwoordigers van de  landbouwsector is het de taak om de huidige communicatieschaarste door  en voor de sector te remediëren, bijvoorbeeld door open en eerlijk te  communiceren. Ook het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) en het  Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) hebben hier een  rol te spelen, die ze trouwens ook opnemen, samen met de  belangenorganisaties, die daar steeds meer en steeds vaker aandacht aan  schenken. Ik zeg vaak dat we als het ware elke dag een dag van de  landbouw zouden moeten hebben. Het valt mij ook telkens op als je  tijdens zo’n dag op bezoek bent, naast de klassieke bezoeken:  ongelooflijk veel gewone Vlamingen willen dan een kijkje gaan nemen op  de boerderij. Je voelt de wederzijdse openheid. Als de boer zijn deuren  openzet, is er de Vlaming die zijn hart opent voor de boer en dan ziet  welke enorme inspanningen die families vandaag moeten doen, in een  ondernemingscontext die vaak uitdagend is – en dan wik ik mijn woorden.  Die context is vaak heel moeilijk. Toch is er dat wederzijdse begrip dat  op die manier kan worden versterkt.
Voor de  individuele landbouwers is er een taak om te investeren in de band met  de lokale gemeenschap, bijvoorbeeld via opendeurdagen of rondleidingen.  Ik denk dat zij in het lokale weefsel, via het verenigingsleven en  andere, vandaag ook een heel belangrijke rol spelen. Zij nemen die rol  nog heel vaak op, waardoor de wederzijdse waardering en het begrip ook  kunnen worden versterkt.
Voor mezelf als minister zie  ik het als een taak om objectieve data over de landbouwsector te  verspreiden via de website landbouwcijfers.be, om kinderen te betrekken  bij de realiteit van de voedselproductie – daarvoor verwijzen we graag  naar ‘Oog voor Lekkers’, de campagne op scholen, waar we al heel wat  positieve ervaringen mee gehad hebben – en om de totstandkoming van  brede coalities rond gezamenlijke doelstellingen te bevorderen en de  werking te faciliteren. Ik verwijs naar de Vlaamse voedselstrategie en  de Landbouwvisie 2050 die in de maak is.
Mijn  diensten hebben ook oog voor objectieve communicatie en het correct  gebruik van overheidsgegevens. In het verleden hebben mijn diensten ook  contact gehad met een uitgeverij van schoolboeken, wat aanleiding gaf  tot een rechtzetting van een fout die daar was gemaakt.
Die  inspanningen werpen hun vruchten af. Zowel uit de periodieke  bevragingen van VLAM over het belang van een sterke landbouwsector in  Vlaanderen, als die van VILT over de waardering voor onze land- en  tuinbouwers, blijkt heel duidelijk dat die sector een plaats heeft, ook  in de toekomst. 97 procent van de Vlamingen vindt het belangrijk dat we  een sterke inlandse en Vlaamse land- en tuinbouw hebben. 
Ik  weet niet of ik dat hier al heb verteld, maar vorig jaar toonde Google  in het jaaroverzicht op de tweede plaats de vraag ‘Waarom zijn de boeren  boos?’ of ‘Waarom protesteren de boeren?’. Dat leert mij alvast twee  zaken. De bezorgdheden van onze landbouwers zijn door de Vlaming vaak  nog onvoldoende gekend, en daar moet die open communicatie aan  bijdragen. Maar bovenal ligt de Vlaming er wakker van, hij wil echt wel  weten wat er speelt en is bekommerd om hun toekomst en hun plaats, hier  in Vlaanderen. Dat signaal sterkt mij in het werk dat we deze  legislatuur vooropgesteld hebben, namelijk om het strategische belang  van die sector ook in de toekomst in Vlaanderen te verankeren. Als er  iets resulteert uit de bekommernissen, de zorgen en de protesten die er  in heel Europa en Vlaanderen de voorbije twee jaar zijn geweest, dan is  het dat dit thema weer op de politieke agenda staat. Het is vandaag,  veel meer dan in het verleden, een strategische sector. Europa spreekt  over strategische autonomie, en daar is de eigen voedselvoorziening een  heel belangrijk onderdeel van. De Vlaamse land- en tuinbouw wordt in ons  regeerakkoord, maar ook in de lijnen van de Europese Commissie, als  dusdanig erkend.
Ik laat in het midden of meldpunten  het ideale instrument zijn om het wederzijdse begrip verder te  verbeteren. We leven in een vrij land, met vrijheid van initiatief en  vrijheid van meningsuiting. Voor mij is het alvast niet nodig. Ik ben er  heel duidelijk in en heb dat in het artikel waar u naar verwees ook  gezegd. Ik beschouw mezelf als een wandelend meldpunt. Ik ben altijd  beschikbaar, net als mijn kabinet en onze diensten die, uiteraard,  altijd heel veel vragen, opmerkingen en zorgen op dat vlak capteren. 
In  elk geval zal zo’n meldpunt altijd beperkt blijven tot  symptoombestrijding. Ik wil mijn energie en die van mijn diensten vooral  inzetten om het fundamentele wantrouwen dat tot agribashing kan leiden,  weg te nemen en te zorgen dat Vlaanderen zijn land- en tuinbouwers ook  morgen naar waarde weet te schatten. Laat het duidelijk zijn: onze land-  en tuinbouwsector zal voor mij altijd de ziel van Vlaanderen blijven.  Op een ziel trap je niet, die moet je waarderen en koesteren. Ik ben  daar heel duidelijk in.
De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Ik  onthoud vooral, minister, het laatste stuk: dat u niet te veel energie  wilt steken in collega Dochy, maar vooral in de toekomst van de  landbouw. (Opmerkingen van minister Brouns)
Dat u een goede band hebt, betwijfel ik niet. 
Als  ik die vraag stel, minister, dan gaat het natuurlijk niet over de  eerste 90 procent van uw antwoord, dat een legitiem antwoord is, voor  alle duidelijkheid. Ik denk dat er niemand in deze commissie aan  twijfelt dat we samen moeten werken aan de toekomst van de strategische  sector die de landbouw in Vlaanderen is. We moeten er allemaal in  investeren en we moeten allemaal beseffen dat de landbouw al decennia in  een zeer moeilijke transitie zit. Er zijn grote uitdagingen op het  sociale en economische vlak en op het vlak van duurzaamheid, en iedereen  doet grote inspanningen.
Er zijn verschillende  modellen en antwoorden, maar daar gaat de kwestie die ik hier vandaag  voorleg helemaal niet over. De vraag is er een naar methode: zetten we  samen een stap vooruit? We zijn allemaal meldpunten. Dat is, onder  andere, onze job. Maar zetten we een stap vooruit door hier als  parlementsleden een soort ‘waarheidscommissie-Dochy’ te organiseren, die  bijvoorbeeld gaat bepalen dat een link op school tussen vleesconsumptie  en -productie en een bepaalde klimaatimpact, agribashing is, en dat,  als vervolg daarop, een leerkracht of een directrice moet worden  opgebeld of ingeseind dat dit agribashing is en dus niet kan, dat het  moet stoppen en dat de betrokkene zich publiekelijk moet excuseren?  Zetten we daarmee een stap vooruit voor al die landbouwers die het  vandaag moeilijk hebben en die het verdienen dat we samen aan  oplossingen werken? We moeten het voor hen mogelijk maken om te  ondernemen in een rechtszeker kader en ja, sorry, maar mogen we toch ook  nog benoemen dat er soms negatieve externaliteiten zijn? Die zijn maar  een deel van de realiteit, maar wel degelijk een realiteit.
Ik  tracht zelf altijd de inspanning te doen om zeer genuanceerd te zijn,  net omdat ik heel veel contacten binnen de sector heb. Ik tracht heel  genuanceerd en op een correcte manier het debat te voeren, maar door  deze aanpak zetten we geen stap vooruit.
Vindt u niet  dat deze sfeerschepping – in twee richtingen, voor alle duidelijkheid –  ons alleen maar verder van een oplossing brengt? Zou het niet beter  zijn om dit soort zaken vanuit het parlement of vanuit parlementsleden  te stoppen?
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Ik  vind dit een beetje een vreemde vraag. Over een initiatief van onze  voorzitter – een goed initiatief, trouwens – worden parlementaire vragen  gesteld. Ik ben al blij, voorzitter, dat ik het niet zelf heb gedaan,  want in mijn geval zou er sprake geweest zijn van een kliklijn. Iedereen  zou al op zijn achterste poten staan, er zou al een blik nazi’s  opengetrokken zijn – maar soit.
U weet dat, het stond  ook zo in De Standaard: dit initiatief heb ik gesteund. En ja, collega  Vaneeckhout, het is effectief zo dat bepaalde leraren en leraressen in  bepaalde scholen de kinderen indoctrineren, niet alleen over landbouw,  maar ook over genderideologie, wat hoog op de agenda staat bij veel  leraren. Ook kinderen worden meegesleurd naar een klimaatbetoging.
Ik  zal u een paar voorbeelden geven. Ik heb het meldpunt van voorzitter  Dochy eigenlijk niet nodig. Ik krijg wekelijks berichten van mensen die  zeggen dat er aan agribashing wordt gedaan. Vindt u het normaal, collega  Vaneeckhout, dat een 12-jarig meisje thuiskomt van school en dat ze aan  haar mama, die melkveehoudster is, vraagt: “Mama, klopt het dat jij  iedere dag dieren pijn doet?” Ik heb op Agriflanders getuigenissen gehad  van kinderen, jongeren van 14 à 15 jaar, die vertellen dat er leraren  zijn die zeggen dat ze moeten stoppen met vlees te eten. Vind u dat  normaal, collega Vaneeckhout? Nog anderen kwamen mij zeggen dat ze een  lerares hebben die iedere dag oproept tot ‘de groene revolutie’, waarbij  de landbouw weg moet uit Vlaanderen. Ik vind dat allemaal niet normaal.  Leraren en leraressen moeten zich houden aan hun kerntaken, en dat is  onderwijzen. Dat is de taal aanleren en dat is wiskunde aanleren.  Uiteraard mogen die mensen een persoonlijke mening hebben, maar het is  niet aan het onderwijzend personeel om kinderen te indoctrineren. Zij  moeten lesgeven, dat is hun kerntaak.
Voorzitter  Dochy, ik vind het inderdaad wel een beetje jammer dat uw minister u een  beetje afvalt. Maar ja, dat is niet zo erg, denk ik. Misschien had de  minister zelf dit initiatief moeten nemen, maar ik blijf het steunen en  ik geef u honderd procent gelijk.
De voorzitter
Mevrouw Ryde heeft het woord.
Eva Ryde (N-VA)
Ik  was iets te laat door een te trage trein, maar ik heb alles online  beluisterd om zeker mee te zijn in dit debat. Als ik goed heb  geluisterd, zijn we het met z’n allen eens over twee zaken. Ten eerste:  de landbouw ongenuanceerd in een kwaad daglicht stellen, kan niet. Ik  heb die eensgezindheid hier toch echt wel gehoord. En twee: als  parlementsleden, maar ook als minister, zijn wij eigenlijk wandelende  meldpunten. Dat heb ik bij alle collega’s gehoord: er zijn veel  contacten met burgers en met organisaties die ons iets komen melden. Op  zich is dat geen probleem. Het is een deel van onze taak om daar iets  mee te doen.
Als collega Dochy ervoor kiest om daar  ook een website rond op te stellen, is dat tot daaraan toe. Dat is een  persoonlijk initiatief, hoor ik. Wat mij meer zorgen baart, is wat er  daarna met die meldingen gebeurt. De neutraliteit van die jury is toch  wel in vraag te stellen, zeker als je ziet dat de voorzitter van het  Praktijkcentrum, een instelling gesubsidieerd met Vlaamse middelen,  daartoe behoort en op de website verwijzingen maakt naar agromeetings  die dan een persoonlijk initiatief zijn. Ook op de Facebookpagina van de  heer Dochy staat een verwijzing naar dat persoonlijke initiatief, met  het taggen van het Praktijkcentrum. Dan wordt er toch wel een dunne lijn  bewandeld en is dat toch wel dansen op het slappe koord. Ik maak mij  daar wel zorgen over, dus niet over het melden of het opkomen om  landbouw correct in beeld te brengen, zeker in onderwijsinstellingen,  maar wel over wat er met die melding gebeurt en of de communicatie  neutraal is. Daar heb ik toch wel vragen bij.
Daarom  is mijn vraag aan u, minister: bent u het ermee eens dat er toch geen  wildgroei aan meldpunten mag ontstaan en vooral niet aan dat luik dat  erna zit? Ik hoop dat de mensen achter dit meldpunt vooral zaken  doorspelen aan uw agentschap, aan u als minister, om daarmee aan de slag  te gaan, en vooral niet de neutrale jury gaan spelen.
Bart Dochy (cd&v)
Ik  wil me ook even aansluiten bij deze vraagstelling. Collega Vaneeckhout,  bedankt om wel aandacht in mij te steken. U zegt dat de minister dat  niet doet. U hoeft zich geen zorgen te maken over de relatie tussen de  minister en mijzelf, want dat is geen enkel probleem. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Het  gaat hier inderdaad over een meldpunt dat ingesteld is. Het bestaat al  sinds 2021. Het is nu wat opgefrist op de website. Dat is er ook niet  zomaar gekomen. De reden waarom ik dit op de een of andere manier wil  kanaliseren, heeft te maken met de ervaring die ieder van jullie  blijkbaar ook al heeft gehad. Ik verwijs naar wat collega Sintobin heeft  gezegd: dergelijke telefoons krijg ik ook. Over zulke dingen word ik  ook aangesproken, over kinderen die op school op de een of andere manier  verweten wordt de zoon of dochter van een landbouwer te zijn. Ik ga  zeker geen steen werpen of de focus volledig op scholen leggen, maar in  verschillende omstandigheden zijn er zulke situaties. Geen uitlaatklep  hebben om zulke dingen te kunnen uiten, is veel erger. En dat wordt niet  goedgemaakt door tien campagnes in verband met het imago of door tien  campagnes voor het welzijn van de mensen en hun geestelijke gezondheid.  We mogen zoveel campagnes voeren als we willen, maar als je zulke dingen  niet op de een of andere manier kunt kanaliseren, dan is er een  probleem.
Ik begrijp de insteek waarbij gezegd wordt  dat het beter is dat de administratie dat op zich neemt. Het eerste  voorval, dat de directe aanleiding is geweest, betrof een schoolboek.  Dat ging niet over de onderwijsinstelling. Het ging over degene die dat  schoolboek gemaakt had, die Keure in dit geval. Dat heeft inderdaad, na  contactname door de administratie, geleid tot een aanpassing van dat  boek. Maar dat betekent ook wel dat het verkeerd was, anders zou het  niet aangepast zijn. En was het niet gebeurd, dan zouden op dat moment  duizenden kinderen met die informatie opgeleid zijn en zouden ze dat in  hun onderwijspakket gekregen hebben. Dat is toch ook niet wat we willen?
Het  is een slappe koord. Ik begrijp ook de opmerking van collega Ryde. Ik  had ook een beetje de indruk dat collega Vaneeckhout aan het  solliciteren was om mee in de backoffice te functioneren en om zelf zijn  gedacht te kunnen zeggen. Het is absoluut niet de bedoeling om te  polariseren. Het is zelfs het omgekeerde, want op die manier, door een  meldpunt te gebruiken, kun je het verhaal in een aantal situaties  misschien weghouden van de sociale media. Je kunt de directe contacten  die noodzakelijk zijn, op een vriendelijke, niet-polariserende en  niet-dwingende manier voeren, collega Vaneeckhout. Want wat u vertelt,  klopt dus niet. Er is geen enkele school of schooldirectie die op de een  of andere manier onder druk is gezet, zeker niet door mij. Maar er zijn  inderdaad lokaal wel contacten gelegd door mensen, en wij proberen dan  ook de nuance te leggen in de objectiviteit van de berichtgeving. Wij  vragen niet om gekleurde informatie pro landbouw te geven. Wij vragen  wel om daar waar echt heel ver gegaan wordt en waar het zelfs weegt op  het mentale welzijn van mensen, nuance aan te brengen. En dat is, denk  ik, onze opdracht.
Ik begrijp dat er een zeker  wantrouwen is, maar goed, over meldpunten hoeft de Vlaamse overheid  eigenlijk niet veel met de vinger te wijzen. Ik heb het eens gegoogeld.  Er zijn vijftien meldpunten bij de Vlaamse overheid. Er bestaat zelfs  een e-mailadres: klokkenluiders@vlm.be. Wat is daar de bedoeling van? We  kunnen daar ook even een boompje over opzetten, maar het gaat dus over  het feit dat er, denk ik, niets verkeerds is aan een initiatief om iets  te willen kanaliseren en om dat op een positieve manier te gebruiken om  tot een objectieve berichtgeving over de landbouwsector te komen.
In elk geval nog eens mijn uitdrukkelijke dank, collega Vaneeckhout, om dit hier nog even in de picture te brengen.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank  u wel, collega’s. Ik heb al wat ervaring in het parlement, en ik  onthoud vooral dat ik in deze commissie bij iedereen, over de  partijgrenzen heen, een constante voel, namelijk dat iedereen die in  deze commissie zit, een heel groot hart heeft voor de land- en  tuinbouwsector. Dat heb ik ook in de plenaire vergadering al vaak  gezegd. Bij elke partij die hier iemand afvaardigt, voel je dat. Dat  waardeer ik enorm. Ik heb dat daarstraks op een ludieke manier gezegd,  maar in de feiten is dat zo: wij zijn allemaal in de eerste plaats de  eerste ambassadeur van die sector, met alle uitdagingen die er zijn. Wij  gaan daarbij geen enkel debat en geen enkel taboe uit de weg.
Maar  er moet mij op dat vlak wel iets van het hart. Ik heb zelf al heel vaak  ervaren dat de manier waarop je dingen zegt, de manier waarop je met  elkaar omgaat en waarop je spreekt over de sector, belangrijk is. Ik  denk dat we wat meer aandacht moeten hebben voor woorden. Ik denk  daarbij altijd aan mevrouw Merkel, die heel mooi zei dat woorden vaak  voorafgaan aan daden. Denk dus twee keer na vooraleer je een woord in de  mond neemt. Het is in het verleden te vaak gebeurd – ook recent nog –  dat ik me enorm erger aan het feit dat men het woord ‘vervuiler’ of  ‘vervuilende bedrijven’ in de mond neemt. Ik herinner me nog heel goed,  ten tijde van het stikstofdebat, dat mijn neef me heel emotioneel  opbelde. Bij hem kun je van de vloer eten op het bedrijf, maar hij had  wel de pech dat hij toevallig in de nabijheid van heel kwetsbare natuur  lag, en plots was hij ‘een van de meest vervuilende bedrijven van  Limburg’. Dat is iets wat er inhakt. Het gaat over de manier waarop je  daarover bericht. Ik denk echt dat het een collectieve  verantwoordelijkheid van onze samenleving is, en van de mensen die de  pen vasthouden, om na te denken over de impact van woorden. Daarover  gaat dit debat. Als we daar met z’n allen genuanceerd over zijn, dan heb  je geen meldpunt nodig. Ik huiver voor een wildgroei aan meldpunten in  Vlaanderen. Ik doe dus een oproep aan allen om heel genuanceerd in het  debat te staan, en om zeker omzichtig om te springen met de grote  uitdagingen waar we de komende jaren met de land- en tuinbouw voor  staan.
Ik trek me op aan het feit dat bijna 90  procent van de Vlamingen vindt dat de sector belangrijk is, hier in  Vlaanderen. De sector moet ook aandacht en respect voor de omgeving  hebben. We moeten blijven investeren in de relatie tussen boer en  burger. Elke dag zou als het ware een dag van de landbouw mogen zijn, en  als zij hun deuren openzetten zouden we daar massaal naartoe moeten  gaan, om hen nog beter te leren kennen, zodat de Vlaming altijd zijn  hart zal blijven openen voor de sector. We hebben elkaar nodig, vooral  in onzekere tijden zoals we die vandaag kennen.
De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Bedankt voor het aanvullende antwoord, minister.
Collega’s,  die 90 procent zou 100 procent moeten zijn. Laat ons daar samen aan  werken, zodat 100 procent van de Vlamingen doordrongen is van het feit  dat landbouw een strategische sector is en belangrijk is. Laat ons ook  methodes zoeken om samen ernstig het debat te voeren.
Voorzitter,  u mag het mij niet kwalijk nemen, maar u zegt dat er niet geïntimideerd  wordt, en dat er geen druk gezet wordt. Maar wat denkt u dat het doet  met de directrice van een school als zij een boodschap binnenkrijgt  waarin staat dat zij aangemeld is op agribashing.be, en dat dit  opgevolgd wordt door de voorzitter van de commissie Landbouw in het  Vlaams Parlement, en dat haar school volgens een jury een overtreding  heeft begaan? Sorry, voorzitter, dat is intimidatie. U ziet toch zelf  ook, in dit debat, dat deze manier van werken u in een clubje steekt  waardoor een legitieme strijd over bezorgdheden in de landbouwsector nu  plots gelinkt wordt aan de strijd voor of tegen lgbtqia+-rechten, dat  dit plots een gelijkaardig debat wordt? Als er een probleem is van  desinformatie of van smaad aan de landbouwsector, dan moet dat langs de  officiële weg opgevolgd worden. U hebt net zelf een goed voorbeeld  gegeven: als er iets verkeerd zit, dan kan de administratie dat opnemen  en dan wordt dat bijgestuurd. Dit gaat niet over kanaliseren, dit gaat  over politieke profilering, en dat vind ik jammerlijk. Ook een legitiem  debat over de impact van vleesproductie of over dierenwelzijn wordt  onmogelijk gemaakt, terwijl dat niet tegenstrijdig hoeft te zijn met een  toekomstdebat voor onze landbouwers.
Collega  Sintobin, het moet mij van het hart: mijn kinderen gaan ook naar een  landelijke school, en ze gaan bij allerlei landbouwbedrijven op bezoek.  Vinden we dat dan ook niet oké, omdat dat ‘promotie’ voor iets is? Neen,  zij krijgen een heel divers beeld over de uitdagingen van onze planeet,  de uitdagingen van de landbouwsector, hoe onze voedselproductie in  elkaar zit. Ik vind dat dit breed en gevoelig onderwijs is, dat mijn  kinderen op een goede manier voorbereidt. Zij gaan morgen naar de  IJzertoren. Ik vind het een goede zaak dat zij een breed aspect van  facetten binnenkrijgen. Laat ons niet verkrampt doen. Er zijn heel veel  leerkrachten die op een heel gebalanceerde manier allerlei dingen  meegeven. Ik kan u ook een lijstje maken van honderd-en-een uitspraken  van leerkrachten waar ik het politiek niet mee eens ben, maar, sorry,  dat is niet onze taak. Het is niet aan politici om te bepalen wat de  waarheid is en wat niet. Wij zijn er om onze meningen te uiten en om  beslissingen te nemen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.