De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Minister, de voorzitter zei daarnet dat het soms goed is om, als er bijvoorbeeld qua prijzen problemen zijn in een seizoen of in een periode, dat niet te vergeten en ons daar ook op lange termijn voor te wapenen. Toen er vorige week vier druppels water op de koepel van de plenaire vergaderzaal vielen, hoorde ik een fractie in de plenaire vergadering zeggen dat de klimaatproblematiek over was omdat er druppels water vielen. Het was niet uw fractie, voor alle duidelijkheid, minister, het was de fractie van collega Pieters.
Dit weekend was het een beetje hetzelfde: ik hoorde af en toe de teneur dat het opgelost was omdat het regende. Ik zag mijn pluviometer, en daar stond een minimale hoeveelheid neerslag in. Nu regent het alweer een paar dagen. Iedere neerslag die valt is goed, maar om nu te denken dat de klimaat- en droogteproblematiek voorbij is? Ik denk dat de voorzitter de best geplaatste is om te oordelen dat dat absoluut niet het geval is.
Vandaar dat we ook wel al eventjes de vraag wilden stellen. We zien opnieuw een grote droogteperiode. Het is niet de eerste in de afgelopen jaren. Zeker in West-Vlaanderen is de situatie de laatste weken opnieuw al een hele tijd precair. We kunnen opnieuw naar code geel, heb ik begrepen. Dat is een goede stap, maar dat toont dat we er structureel niet uit zijn. Voor hetzelfde geld zitten we binnen een maand opnieuw met dezelfde issues.
Ik ga niet heel de context nog eens schetsen, iedereen ziet wat het probleem is. Maar ik wil eigenlijk van u horen, minister, of we vandaag snel genoeg gaan met het weerbaar maken van onze landbouwsector tegen dat soort periodes van grote droogte of grote neerslag.
De impact wordt steeds groter. Terugvallen op weersverzekeringen is op lange termijn toch maar een gedeeltelijke oplossing, dat weten we. Dat is eigenlijk voor heel wat delen van de sector soms een heilloos pad. De tegenvallende oogsten en de impact treffen ook de bredere bevolking, want dat betekent dat we minder autonoom worden op het gebied van voedselvoorziening. Dat betekent dat we hogere prijzen betalen in de rekken. Vaak is die droogte er ook niet alleen in Vlaanderen, maar gaat dat ook breder in Europa. We zien nu ook langetermijnweersvoorspellingen die zeggen dat deze zomer vermoedelijk sowieso een warme en droge zomer zal zijn.
Mijn vragen zijn dan toch vooral: erkent u dat het op korte termijn al noodzakelijk zal zijn om ons landbouwsysteem klimaatbestendiger te maken? Op welk gebied oordeelt u dat we daarin snel genoeg gaan?
Hoe zult u de landbouwers nog verder ondersteunen om sneller de shift naar een klimaatrobuuste landbouw te kunnen maken?
Wilt u daar organisaties of onderzoeksinstelling nog verder bij betrekken? Op welke manier ziet u dat?
Welke middelen zult u extra of Europees vrijmaken in het kader van het uitwerken van een globale wetenschappelijke onderbouw en voor de ondersteuning van de individuele landbouwers en ons collectief landbouwsysteem?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel, collega. Het is een belangrijke vraag. Als antwoord op uw eerste vraag kan ik helder zijn: het is absoluut van belang dat de landbouw steeds klimaatbestendiger wordt. Ik gebruik dat beeld vaak, en ik herhaal het: de landbouwers zijn vandaag frontsoldaten. Zij ervaren het als eersten, en dat wil ook zeggen dat ze vanuit die confrontatie de noodzaak om zich aan te passen ook wel zien. Dat is een extra stimulans om ook versneld structurele maatregelen te nemen, en niet enkel op korte termijn iets te doen. Daar gaan we het nu over hebben.
Zoals ook opgenomen in mijn beleidsnota is de klimaatverandering een mondiale problematiek en zet goed beleid daarom niet enkel in op het mitigeren van de klimaatverandering, maar ook op het gecoördineerd en strategisch aanpassen aan de veranderende omstandigheden.
Ik heb de voorbije weken op heel wat verschillende fora gezegd dat de Vlaamse bodem als het ware een spons moet worden. Dat water moet geabsorbeerd en vastgehouden worden. Dat is goed voor de grondwaterschotel en goed voor de gewassen. Dat geldt bij voorbaat natuurlijk ook voor de landbouwsector. Er zijn al behoorlijk wat initiatieven, en om die op te schalen, maken we dus ook wel werk van een land- en tuinbouwbrede kadertekst voor klimaatadaptatie.
Onder meer in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zitten een heel aantal maatregelen. Er is ook het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) dat volop inzet op de ondersteuning van investeringen kaderend in de klimaatrobuuste landbouw. Zo werd er in de afgelopen jaren meer dan 1,7 miljoen kubieke meter aan investeringen voor regenwateropvang door het VLIF gesubsidieerd. Maar ook wadi’s, waterinfiltratie en peilgestuurde drainage ondersteunen wij.
Via de VLIF-steun voor de niet-productieve investeringen, met steunpercentages van 75 of 100 procent, ondersteun ik investeringen om water langer vast te houden en vertraagd af te voeren, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers, grond- en stenendammen, regelbare stuwen, wetlands en de omvorming van bestaande drainages tot de peilgestuurde variant.
Ook stimuleren we de aanleg van buffer- en spaarbekkens, waarbij water in tijden van overvloed gecapteerd wordt om te gebruiken in tijden van schaarste.
Naast wateropslag om water langer vast te houden of te bufferen zijn ook bodemmaatregelen van belang, met name de zorg voor de structuur en het op peil houden of het verhogen van het organisch stikstofgehalte in de bodem. Gezonde bodems kennen immers een betere waterhuishouding, waardoor ze beter gewapend zijn tegen droogte.
Deze instrumenten maken deel uit van het ondersteunen van andere landbouwsystemen op basis van de agro-ecologische principes waarnaar u verwijst. Ik zet er met mijn beleid dan ook al krachtdadig op in om die verder te ondersteunen. Andere voorbeelden zijn de ecoregelingen en agromilieuklimaatmaatregelen gericht op de biologische landbouw, die bodemgezondheid centraal stelt, en ook op het onderhoud van boslandbouwsystemen. Via het VLIF worden trouwens landbouwers die meerdere agro-ecologische technieken tegelijk toepassen extra gestimuleerd met bijkomende ondersteuning.
In de laatste oproep voor projectvoorstellen voor de EIP-projecten (European innovation partnership) vanuit Europa dit voorjaar, heb ik onder meer klimaat als thema naar voren geschoven, gezien de belangrijke impact van klimaatverandering op de landbouwsector.
Ten slotte is het ook belangrijk te kunnen inzetten op de klimaatrobuuste gewassen en verschillende rassen, zodat ze klimaatbestendiger worden, bijvoorbeeld droogteresistent. De Belgische rassenlijst is een gids voor landbouwers om rassen van landbouwgewassen te kiezen die zeer goed presteren onder de Belgische klimaatomstandigheden. Alle rassen die op de Belgische rassenlijst staan, werden door het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, in samenwerking met de Waalse collega’s en overheidsdiensten, getest in het veld. Aangezien de proevencycli twee tot drie jaar duren en de droogte jammer genoeg steeds vaker voorkomt in die twee tot drie jaar, worden de rassen ook op hun bestendigheid tegen de droogte getest. Hoewel de raskeuze niet volledig zal beschermen tegen de droogte, is dat eveneens een belangrijke strategie voor de meer klimaatrobuuste landbouw.
Voor de toekomst kijken we ook uit naar nieuwe genomische technieken als onderdeel van een meer gediversifieerde aanpak voor een veerkrachtige en duurzame landbouw in de strijd tegen de klimaatverandering.
De landbouwbedrijven worden dus in belangrijke mate ondersteund in uitvoering van het Vlaamse GLB-plan (gemeenschappelijk landbouwbeleid). Zo werden de budgetten voor productieve VLIF-investeringen die meetellen voor milieu, klimaat en natuurdoelen in het Vlaams Strategisch Plan geraamd op bijna 60 procent van het totaal.
Investeringen in het kader van klimaatadaptatie die uitgetest worden binnen innovatieve VLIF-investeringen, kunnen later op eenvoudige en flexibele wijze doorstromen richting VLIF-steun voor productieve en niet-productieve investeringen. De onderzoekinstellingen zijn betrokken bij vele AKIS-interventies (Agrarisch Kennis en Innovatie Systeem). Dat is zeker het geval bij de demonstratieprojecten, maar ook vaak bij de operationele EIP-groepen die zich specifiek richten op innovatie. Bij innovatieve VLIF-investeringen zijn vaak onderzoekinstellingen betrokken bij de uitvoering van de projecten.
Tot slot is er ook de steun voor het specifieke Vlaamse bio-onderzoek dat mee zorgt voor de globale wetenschappelijke onderbouw van biologische en agro-ecologische principes met het oog op een meer klimaatbestendige landbouw. Deze steun is een onderdeel van het ‘Strategisch Plan Bio’ dat al jaar en dag de ruggengraat vormt van de Vlaamse ondersteuning van de biologische sector. Het zet in op zeer praktijkgericht onderzoek in de praktijkcentra onder coördinatie van het Coördinatiecentrum praktijkgericht onderzoek en voorlichting Biologische Teelt en het meer fundamentele onderzoek via de jaarlijkse oproep vanuit de Europese Unie of vanuit de Vlaamse overheid.
De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik denk inderdaad dat de verschillende aspecten die u uitlicht, er ook zijn. Ik ga vandaag niet in op de mitigatie en de verantwoordelijkheid van de landbouw in het mitigatiedebat. Dat zal een van de komende weken ook een vraag zijn. Het is bij dezen al aangekondigd, voorzitter. Want we horen de minister van Klimaat allerlei suggesties doen over wie zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ik ben dan ook benieuwd waar u staat met uw voorbereiding rond landbouw. Maar dat is voor later.
Rond adaptatie wil ik nog wat dieper ingaan op twee zaken. Wat betreft de teelten, denk ik dat het nadenken over welke teelten en op welke manier we ons aan die omstandigheden aanpassen, een heel belangrijk gedeelte zal zijn. Daar wordt al heel hard op gewerkt. Allerlei landbouwers zijn daar volop mee aan de slag. U hebt helemaal gelijk als u zegt dat zij de voorhoede in de klimaatcrisis zijn. Zij voelen het ook. Alleen kunnen we niet onderschatten wat voor enorme omslag dat voor een individuele landbouwer soms kan zijn. Soms is er totaal nieuwe expertise nodig. Zij worden daarin ook wel ondersteund vanuit de landbouworganisaties en allerlei andere actoren. Maar ziet u daar nog sporen, ook in het Europese landbouwbeleid, om voor nog meer versterking te zorgen zodat het sneller kan gaan?
U zegt terecht dat wij die adaptatie op een gecoördineerde manier moeten doen. En waar ik bezorgd over ben, is dat we stilaan in een situatie zullen terechtkomen waarbij we die chaotisch moeten doen, met drama’s op familiale bedrijven van landbouwers die op het einde van de rit dan toch vaststellen dat ze niet meer mee zijn. Heel veel landbouwers zijn wel mee. Laten we het vertrouwen in die landbouwers dan ook uitspreken. Maar ik zie ook landbouwers die op hun manier nog altijd bezig zijn zoals ze het decennialang hebben gedaan en die denken dat het misschien hun tijd nog zal duren, maar daardoor zichzelf misschien op lange termijn in de problemen werken. Dat is deel één.
Het tweede deel betreft de bodem die een spons moet worden. Het grootste gebied aan open ruimte in Vlaanderen, zeker in West-Vlaanderen, is landbouwgrond. Ook daar zie ik heel wat landbouwers die heel innovatief met agro-ecologische of andere technieken bezig zijn, met het aanpakken van bodemverdichting en met het aanpakken van de bodemstructuur. Maar ik zie ook andere teelten en andere toepassingen die nog heel erg die bodem een heel harde plek laten zijn, waar het heel moeilijk is om die spons in te realiseren. Ziet u daar nog mogelijkheden?
Ik heb een heel concrete vraag. Het Europese landbouwbeleid zal de komende jaren worden aangepast. Vindt u dat het spoor rond klimaatbestendige landbouw moet worden versterkt in het Europese landbouwbeleid? Welke concrete initiatieven zult u daarrond nemen?
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Voorzitter, minister, ik wil toch even reageren op wat hier net is gezegd is en ook op de commentaar die ik gisteren zelf heb gekregen van de partij Vooruit.
Als hier de partij wordt bekeken, dan wil ik daar toch op reageren. We zijn geen klimaatontkenners en wij zijn bij de eersten geweest die meer of enkel op adaptatie wilden werken in plaats van met mitigatie bezig te zijn. Daar wil ik in meegaan.
Minister, ik heb niet meteen een vraag aan u, maar wel de oproep om u daarin niet te laten opjagen. We merken ook in de hoorzittingen dat er heel veel wordt gerefereerd aan tijd: “Neem de tijd” en “De tijd zal het ons leren.” U zegt dat de landbouwers opgejaagd zijn. En dat klopt ook, dat is namelijk door die linkse kant van de politiek die constant inhakt en de paniek aanjaagt. Daardoor zijn die landbouwers natuurlijk opgejaagd. Ze weten momenteel namelijk niet goed waaraan ze zich moeten houden, wat hun te wachten staat en dergelijke.
Minister, ik roep u nogmaals op om u niet te laten opjagen, maar de tijd te nemen. Maar als de tijd rijp is, moet u natuurlijk actie ondernemen. Daar wil ik het bij houden.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Voorzitter, ik wil alleszins de heer Vaneeckhout danken voor deze vraag en de terechte bedenkingen die daar worden gemaakt rond klimaatadaptatie en klimaatmitigatie.
Ik wil vooral ook tegenspreken – want het verwondert mij toch wel dat men dat hier namens de Vlaams Belangfractie zegt – dat u vooral uw tijd moet nemen. Ik denk dat we vooral opnieuw naar het rapport van het expertpanel van de vorige legislatuur moeten kijken. We moeten ons nu voorbereiden op wat reeds lang bezig is. Kijk naar 2018: extreem droog; 2019: extreem droog. In 2020 hebben we de waterbom gehad, maar was het ook relatief droog; in 2023-2024 was er een zeer nat jaar, en in het voorjaar van 2025 was het weer heel droog. Ik zou dus helemaal niet als boodschap willen meegeven dat u uw tijd kunt nemen. Ik denk eens te meer dat er veel meer sense of urgency moet zijn. We moeten daar ook volop focussen op die internationale samenwerking.
Minister, ik hoor u graag praten over die sponslandschappen. Het is heel goed om sponslandschappen te creëren. We hebben altijd gezegd: zacht waar het kan, hard waar het moet. Het vraagt heel veel werk om die sponslandschappen te creëren. Het water ter plaatse kunnen vasthouden in geval van droogte, maar ook bij watersnood het water goed kunnen laten afstromen, daar moet volop werk van gemaakt.
Maar koken kost geld. Wat dat betreft, wil ik eens te meer oproepen tot wat ik al die andere keren ook gezegd heb. Of het nu de landbouwsector is of de bevolking die met de voeten in het water staat: we moeten daar volop in investeren. We zien dat de Vlaamse Regering voor allerlei dingen fondsen maakt. Wel, ik wil eens te meer blijven oproepen om een waterzekerheidsfonds te creëren. We zien ook dat landbouwschade voor droogte of voor watersnood straks niet meer zal worden vergoed. De sense of urgency is er dus wel degelijk. De klimaatverandering kan niet worden ontkend. Ik zou dus eens te meer oproepen om snel de vlucht vooruit te nemen, tal van maatregelen te nemen en ervoor te zorgen dat er voldoende budgetten zijn. Het voorbeeld van Nederland is er wat dat betreft, dus ik denk dat we daar alleen maar een voorbeeld aan kunnen nemen.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Voorzitter, ik wil toch een persoonlijk feit inroepen, als u mij dat toestaat. Koken kost ook tijd, collega. U verwijst naar een deel van wat ik zeg. Het tweede deel was: als de tijd er is, moet je ook wel actie ondernemen. En dat is ook bij het koken zo. Je kunt niet op hetzelfde moment verschillende handelingen in een kooksessie ondernemen. Vandaar: neem uw tijd, maar als de tijd daar is, moet u ook actie ondernemen. Daar wil ik het bij houden.
Bart Dochy (cd&v)
Collega’s, ik geef een aantal beschouwingen in dezen. We moeten een onderscheid maken tussen wat er op het microniveau gebeurt en wat er op het macroniveau gebeurt. Want als landbouwer moet je natuurlijk het micromanagement van het bedrijf kunnen voeren, terwijl er in het kader van mitigatie inderdaad verwacht wordt dat er een bijdrage wordt geleverd in een groter verhaal. Een kleine aanpassing op het bedrijf voor de beperking van de CO2-uitstoot zal er niet voor zorgen dat je het jaar nadien betere klimaatomstandigheden hebt op je bedrijf. Je mag niet onderschatten hoeveel mensen er vandaag in het kader van de risicobeheersing die ze zelf moeten organiseren op het bedrijf, aanpassingen aan teeltplannen hebben gemaakt. De rampenschadevergoeding is weggevallen. De weersverzekering is ook niet echt iets waarop voor alle teelten kan worden teruggevallen. Dan moet de landbouwer dus zelf zijn risico inschatten en kijken in welke mate hij een bepaalde teelt op een bepaalde plaats zal verbouwen, want anders neemt hij voor zichzelf of zijn eigen portefeuille, bij wijze van spreken, een extra risico.
Het sponsverhaal kan als een belangrijk gegeven worden gebracht. Maar, minister, de vorige keer heb ik in de commissie Leefmilieu ook gewezen op de specificiteit van bepaalde bodems. Het quartair dek met een diepe kleilaag eronder zit soms maar 80 centimeter tot 5 meter diep, waardoor het sponsverhaal zich beperkt tot het bovenliggende quartair dek, zijnde die 80 centimeter tot 5 meter. Dat is nuttig, maar vraagt wel een andere benadering dan daar waar je met diepe zandgronden zit en waar je dus echt wel in de ondergrond kunt infiltreren. Maar dit terzijde.
Ik wil ook nog eens herhalen dat men voor de directe adaptatie op het niveau van het teeltplan van het bedrijf van de landbouwer wil zoeken naar het beschikbaar hebben van watervoorraden voor momenten waarop het nodig is. Ik verwijs naar het oppompverbod dat nu weliswaar om objectieve redenen wordt ingesteld, maar ertoe leidt dat mensen geen irrigatie meer kunnen uitvoeren. Wanneer ze zelf over een watervoorraad beschikken, kan dat desgevallend wel nog.
Het opslaan van water is natuurlijk een zaak waarvoor je je infrastructuur moet aanpassen. En dan bots je vandaag tegen twee belangrijke obstakels. Ten eerste is er de vervuilingsproblematiek, die niet evident is voor het aanleggen van een water- en bufferbekkens in agrarisch gebied. Ten tweede is een zo mogelijk nog groter probleem de problematiek van de grondverplaatsing. Het is logisch dat je een waterbekken niet aanlegt door een andere plaats op te hogen waarbij er ook een bijkomende watereffect op de omgeving is. Maar goed, de zoektocht naar goede plaatsen om de grond op een verantwoorde manier te kunnen bergen en ook op een betaalbare manier te kunnen afzetten, is een heel grote uitdaging voor de landbouwers die op dat vlak in het micromanagement dergelijke zaken overwegen.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega Pieters, eerst en vooral voel ik hier een heel grote sense of urgency. We moeten de tijd nemen om de gerechten te garen, maar overgaar is ook niet goed. In die zin is snelheid hier toch wel aangewezen. Dat voel ik overal.
Ik heb het de voorbije week ook vaak gezegd in het debat over landbouw en natuur. Ik geloof echt dat water landbouw en natuur kan verbinden en verzoenen, puur uit noodzaak. We moeten die klimaatrobuuste landschappen waarin we natuur- en landbouwlandschappen hebben, samen voorbereiden. Dat is gewoon de essentie en dat moeten we doen.
Er zijn verschillende maatregelen mogelijk, structurele maatregelen, geen kortetermijnmaatregelen. Collega Dochy, de voorzitter, heeft natuurlijk gelijk: het is altijd genuanceerd. Niet elke bodem is dezelfde, dus het ploegloos boeren, waar ik zelf heel sterk in geloof, is niet overal en voor elk gewas en elke ondergrond even effectief. Maar het is zoiets waarin je wel een zekere omslag voelt en waar sommige jonge boeren mee experimenteren. En daar zijn natuurlijk nog een aantal voor- en nadelen, maar het is een zekere omslag die je ziet voor toekomstige landbouwpraktijken waar ik zelf wel in geloof.
Er is heel wat wetenschap, kennis, expertise en onderzoek. Er zijn politici die hun visie uitdragen over de landbouwsector. Ik heb er al vaak naar verwezen en ik ga het ook blijven doen, omdat ik er heel sterk van overtuigd ben dat dat het meest krachtige is om een duurzame transitie mogelijk te maken. Ik heb het over landbouwers zelf die een openheid hebben ten aanzien van elkaar om kennis en ervaringen te delen. Ik heb al verwezen naar het bezoek met eurocommissaris Hansen bij de jonge boer Magnus, en ik doe dat nu opnieuw. Magnus zat recent ook in ‘De zevende dag’. Hij geeft heel duidelijk aan dat ze mee zijn, dat ze veel lezen en veel horen, maar dat de kennis- en ervaringsuitwisseling, met de open boekhouding op tafel, met jonge landbouwers – al is jong relatief – die een keer per jaar samenkomen en alles met elkaar delen, hem het meeste oplevert. Dat gebeurt altijd in functie van die duurzame praktijk naar de toekomst. Daar geloof ik heel, heel sterk in.
En de signalen die je daar krijgt, moet je meenemen in het beleid, dat per definitie gericht is op die duurzame toekomst in alle betekenissen van het woord. Die klimaatbestendige landbouw zal altijd een belangrijke pijler blijven en zal alleen maar belangrijker worden in het Europese landbouwbeleid. Het GLB en alle ecoregelingen zijn daarop gericht. We hebben hier heel veel voorbeelden van maatregelen opgesomd, maar de essentie zal blijven dat het in de praktijk moet worden uitgevoerd. En boeren geloven veel meer van elkaar dan van eender welke andere adviseur, expert of politicus. Het zijn wij die naar hen moeten luisteren, uit die ervaringen moeten leren en het beleid in die richting mee moeten durven te sturen en vorm te geven.
De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Minister, ik dank u voor het aanvullende antwoord.
Ik denk dat er, los van verschillen in meningen, inderdaad een grote sense of urgency is voor iedereen die regelmatig op een landbouwbedrijf komt en hoort wat de impact op het terrein is. Dat is ook de reden waarom wij, zoals u zegt, niet alleen maar zelf op ons eentje moeten zeggen wat er moet gebeuren.
Er zijn inderdaad veel landbouwers, zeker jonge landbouwers, die vandaag al allerlei inspanningen aan het doen zijn. Mijn grote bezorgdheid is: hoe schalen we dat op als beleid en hoe zorgen we ervoor dat we daar de snelheid halen die nodig is?
Want ik ben het met u eens en ik ben blij dat u het ook zegt, omdat het dan uit een andere bron komt dan van mij. De mensen die zeggen dat we tijd hebben: ik vrees dat dat niet het geval is. De mensen die zeggen dat we niet aan mitigatie en alleen aan adaptatie moeten werken: blijf beseffen dat dat dan altijd de duurste optie is. Op het einde van de rit vraagt het zeer veel middelen om aan te passen. We zullen ons moeten aanpassen, dat is nu eenmaal de realiteit, maar we zullen ook de maximale impact van de klimaatverandering moeten inperken.
Tot slot, collega Pieters, de klimaatverandering is er niet gekomen door een of ander links clubje dat dat gepredikt heeft. De klimaatverandering is er gekomen door ons, de mensheid. Ik weet dat daar vragen over zijn. U zult nu waarschijnlijk weer het woord vragen omdat u aangesproken wordt over iets dat u hier gewoon komt te zeggen in uw politieke mening. U hebt het over paniek bij de landbouwers. Sorry, maar als ik bij landbouwers kom, dan is die er niet, zeker niet als het gaat over klimaatverandering door een links clubje. Dan is die er omdat ze op het terrein worden geconfronteerd met die droogte, met die overstromingen en daar de impact van voelen. En wij kunnen hier allerlei schuld op elkaar proberen af te schuiven, maar ik denk dat we bezig moeten zijn met de toekomst van onze voedselproductie en van onze landbouw.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.