De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Minister, de Vlaamse Eiwitstrategie 2021-2030 heeft als doel de eiwitvoorziening in Vlaanderen duurzamer, diverser en toekomstgerichter te maken. Binnen deze strategie wordt sterk ingezet op de teelt en de consumptie van lokale eiwitbronnen zoals peulvruchten en op het verminderen van de afhankelijkheid van ingevoerde soja.
In een recent artikel van het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) werden enkele uitdagingen aangekaart waarmee Vlaamse landbouwers die soja willen telen, worden geconfronteerd. Zo klasseert de Europese Unie soja onder oliezaden, waardoor bestrijdingsmiddelen voor eiwithoudende gewassen niet mogen worden gebruikt in de sojateelt. Terwijl in andere landen reeds labelextensies werden doorgevoerd, is dat tot op vandaag in België nog niet het geval. Daardoor hebben andere landen toegang tot meer bestrijdingsmiddelen.
Daarnaast vinden Vlaamse landbouwers moeilijk verwerkingsbedrijven voor de sojateelt. De afzet is te klein om terecht te kunnen bij de verwerkers in de Vlaamse havens. Door het gebrek aan een gegarandeerde afzet is er dan weer terughoudendheid om de volumes op te schalen. Ook in andere Europese landen wordt ingezet op de teelt van eiwitbronnen. In Polen is het areaal sojabonen in vijf jaar bijna vertienvoudigd.
Minister, hoe staat u tegenover het inzetten van bestrijdingsmiddelen voor eiwithoudende gewassen in de sojateelt? Worden er vanuit Vlaanderen stappen ondernomen met betrekking tot een labelextensie, wat een federale bevoegdheid is?
Wat is uw visie op de uitdagingen van de afzet van soja en de verwerkingsmogelijkheden?
Op welke manieren volgt Vlaanderen de evolutie op van de teelt van eiwitbronnen in andere Europese landen? Wordt er aan kennisdeling gedaan?
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Dank u wel, collega De Roo, we bouwen deels voort op hetzelfde artikel. Voor soja is Vlaanderen – en Europa in zijn geheel – sterk afhankelijk van import, voornamelijk uit Zuid-Amerika. In 2024 importeerden we 15,7 miljoen ton sojabonen en nog eens 18,7 miljoen ton sojaschroot. De Europese productie bleef beperkt tot 2,99 miljoen ton. De recente handelsspanningen tonen aan dat deze afhankelijkheid ons kwetsbaar maakt.
Tegelijkertijd is ook de ecologische impact van geïmporteerde soja aanzienlijk. Dat onderstreept het belang van het zoeken naar duurzamere en meer lokale oplossingen. Hoewel de Europese belangstelling voor eigen sojaproductie toeneemt, blijft de ontwikkeling ervan in Vlaanderen voorlopig achter. Dit komt mede door ons klimaat, de tot nog toe vrij goedkope import en onvoldoende agronomische kennis. Het is natuurlijk belangrijk om te erkennen dat het uiteraard geen realistische optie is om alle soja zelf te produceren. Verduurzaming vergt dan ook een gecombineerde aanpak, zoals vastgelegd in onze eiwitstrategie.
Minister, worden er pistes bekeken om de afhankelijkheid van soja-import te verminderen via handelsdiversificatie, om tegemoet te komen aan de huidige geopolitieke handelscrisis?
Hoe staat u tegenover het verhogen van de zelfvoorzieningsgraad in sojaproductie in Vlaanderen en Europa? Kan Vlaanderen hierin een rol spelen? Lopen er momenteel plannen om deze productie op te schalen? Is het wenselijk en tot welk niveau is het wenselijk voor Vlaanderen om de productie van soja op te schalen?
Wat ziet u als de belangrijkste obstakels voor de ontwikkeling van sojateelt in Vlaanderen? Wordt er daarbij werk gemaakt van ondersteuning bij de kennisopbouw en de opleidingen voor landbouwers die daarrond actief willen zijn?
In welke mate kan de Vlaamse eiwitstrategie hierin een oplossing bieden? Hoe evalueert u de uitrol van deze Vlaamse eiwitstrategie?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
De teelt van soja vormt een nieuwe, innovatieve productie die kan bijdragen aan een ruimere teeltrotatie bij onze Vlaamse telers. Niettemin kan ook bij de sojateelt de schadedruk van onkruiden, ziekten of plagen zodanig hoog oplopen dat de inzet van bestrijdingsmiddelen verantwoord en noodzakelijk is om tot een waardige productie te komen.
De huidige beperkte omvang van de sojateelt in Vlaanderen en ruimer België of zelfs Europa zet echter een rem op de bereidheid van toelatingshouders om tijdrovende en dure toelatingsprocedures om gewasbeschermingsmiddelen in de sojateelt erkend te krijgen, op te starten. Inderdaad, de Europese regelgeving voorziet de mogelijkheid dat via een derdenuitbreiding toch een minimaal pakket aan specifieke gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar is en komt voor de sojateelt. Vanuit het Agentschap Landbouw en Zeevisserij wordt hierrond een organisatorische medewerking verleend.
Maar ook via steun aan praktijkcentra en aan het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en specifieke onderzoeksprojecten ondersteunen we vanuit de Vlaamse overheid de zoektocht naar niet-chemische alternatieven om eventuele schadeverwekkers in de sojateelt te beheersen en te bestrijden.
De Vlaamse eiwitstrategie streeft binnen het strategisch thema ‘Duurzaam diervoeder’ naar een vermindering en verduurzaming van de uit Zuid-Amerika geïmporteerde soja door de veevoederindustrie, en naar meer lokale alternatieven voor deze geïmporteerde soja, zoals de valorisatie van nevenstromen door de veevoederindustrie en de veehouders.
De laatste update in 2025 toont dat er sinds de start van de eiwitstrategie al 122 eiwitacties geïnitieerd werden, waarvan 37 acties hun oorsprong rechtstreeks kennen in de strategie. Daarnaast houdt het eiwitdashboard ook het Vlaamse onderzoek rond eiwitten bij. Momenteel staan al 95 onderzoeksprojecten rond eiwitten op de teller.
Om de pijnpunten rond het aanbod van lokale eiwitgewassen bloot te leggen, en om doelgericht nieuwe acties te kunnen initiëren, voert mijn administratie natuurlijk ook gesprekken met de keten en de verschillende actoren in de keten, waaronder verwerkers en retailers. Uit deze gesprekken komt naar voren dat het risico voor de landbouwer vaak nog te groot is door de sterke volatiliteit in opbrengst bij nieuwe plantaardige eiwitgewassen zoals soja, maar ook kikkererwten, veldbonen en dergelijke meer. Daarnaast ligt er ook nog een grote groeimarge in teelttechnische issues, waarbij meer onderzoek nodig is voor de verdere opschaling, rassenonderzoek en fytomiddelen. Dit jaar nog zijn er vier nieuwe sojarassen op de Belgische rassenlijst toegelaten die veel potentieel tonen voor zowel opbrengst als eiwitgehalte.
Een andere uitdaging is dat landbouwers nood hebben aan een betere prijszetting, zeker als het gaat over nieuwe eiwitgewassen waarbij rentabiliteit het voornaamste knelpunt vormt door de concurrentie met gangbare en buitenlandse producten. Samenwerking met voedingsbedrijven moet nog verder ontwikkeld worden om te zorgen voor een duurzame en betrouwbare afzetmarkt.
Op dit moment blijven de bestaande ecoregelingen en agromilieu- en klimaatmaatregelen noodzakelijk als financiële ondersteuning.
Collega De Roo, in het kader van het Europees plan om meer zelfvoorzienend te zijn op het gebied van plantaardige eiwitten zijn al verschillende conferenties en workshops op EU-niveau georganiseerd.
Vlaanderen volgt deze evolutie verder voornamelijk op basis van de informatie over teelt van plantaardige eiwitten die door de Europese Commissie, meer bepaald het Directorate-General for Agriculture and Rural Development (DG AGRI), tijdens het comité voor akkerbouwgewassen gepresenteerd wordt aan de lidstaten.
Op bilateraal niveau zijn er gesprekken en kennisuitwisseling geweest tussen Vlaanderen en Nederland, en Frankrijk.
Sinds de coronacrisis en de daaropvolgende invasie van Rusland in Oekraïne en de geopolitieke spanningen die er op dit moment zijn met de Verenigde Staten, zijn we er ons allemaal goed van bewust dat we, naast het verhogen van de zelfvoorzieningsgraad, op zijn minst minder afhankelijk moeten zijn voor grondstoffen en energie van derde landen.
Het afsluiten van handelsakkoorden met verschillende derde landen, waar onze productiestandaarden ook nageleefd worden, is daarom belangrijke strategische beleidsvoering, temeer omdat er langetermijnafspraken gemaakt worden in deze akkoorden die niet zomaar opgezegd kunnen worden en er daarnaast verschillende engagementen worden aangegaan. Bovendien zal door het sluiten van vele akkoorden met diverse derde landen de Europese Unie ook minder afhankelijk worden van één specifiek derde land.
Echter, ook in de Europese Unie zelf ligt nog een groot potentieel om de sojateelt te doen toenemen. Dat mogen we zeker ook niet uit het oog verliezen.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Dank u, minister, voor uw antwoord. Wat betreft het laatste dat u zei, denk ik dat dat klopt. Er is een groot potentieel binnen de Europese Unie om aan sojateelt te doen. De teelt is innovatief, maar heeft de afgelopen jaren ook een groei doorgemaakt op het vlak van kennis. Er is natuurlijk nog een hele weg af te leggen, maar er is toch al heel wat gebeurt dat de potentie van de sojateelt ook in Vlaanderen eigenlijk aantoont.
Ik denk dat u de knelpunten die zijn opgesomd in de vraagstelling ook voor een stuk hebt herhaald in uw antwoord. Ze zijn niet in een-twee-drie weg te werken. Ook daar zal een weg afgelegd moeten worden richting verwerking, richting gewasbescherming, om ervoor te zorgen dat die sojateelt effectief ook een rendabele teelt kan worden.
Ik heb niet direct bijkomende vragen. Ik denk wel dat het goed is dat zoveel verschillende acties en onderzoeksprojecten – u hebt die vernoemd, het zijn 121 acties en 95 onderzoeksprojecten – ontwikkeld worden, maar dat we zeker ook niet blind mogen zijn voor de knelpunten die er zijn.
Ik denk dat het onderdeel van die gewasbescherming, waar het toch ook over ging in dat VILT-artikel, een belangrijke issue is dat we moeten vastpakken. Als je wilt komen tot zekerheid en opbrengst op het moment dat de teelt wordt geplaagd door externe omstandigheden, heb je op een bepaald moment die gewasbescherming nodig. Ik denk dat dat iets is dat we zeker niet over het hoofd mogen zien, en dat we toch eens samen met het federale niveau moeten kijken op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat er voor een dergelijke nicheteelt een erkenning kan komen en dat we er effectief middelen voor kunnen inzetten hier in Vlaanderen.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Ik denk dat collega De Roo het al goed heeft samengevat.
In dit verhaal komen heel wat dingen samen. Enerzijds heb je het internationale handelsconflict en onze afhankelijkheid van import van bepaalde grondstoffen die we hier nodig hebben. Anderzijds is er het ruimtelijk verhaal in Vlaanderen en de vraag of we plaats hebben voor nog een andere teelt, die wel een aanzienlijk volume van opbrengst vereist om echt een alternatief te kunnen zijn voor die import, en of we dat kunnen behappen.
Ik denk persoonlijk dat dat niet de weg is die we moeten bewandelen. Ik denk wel dat we als Europa voor een deel sojateelt kunnen doen, maar ik weet niet of Vlaanderen daar zo fel op moet inzetten.
Ik zie persoonlijk meer toekomst in die alternatieve eiwitbronnen die in Vlaanderen wel toekomst hebben. Op het terrein zijn daar al mensen mee aan de slag, maar ook daar signaleert men dat er problemen zijn met de verwerkingsmogelijkheden. Alle volumes zijn nog relatief klein. Daar is ook nog een bijkomende verwerking nodig om dat vervolgens te kunnen gebruiken, hetzij voor menselijke consumptie, hetzij voor veevoeder.
Mijn vraag is of er tussen die actiepunten die u daarnet aanhaalde, ook acties zitten rond het verwerken van die alternatieve eiwitbronnen. U kunt dat misschien later via een schriftelijke vraag beantwoorden.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Ik wil kort aansluiten bij wat collega Coel daarnet al zei. We zijn in Vlaanderen eigenlijk al vijftien jaar bezig met een sojastrategie, maar we zien dat er weinig vooruitgang wordt geboekt. Als we zien dat binnen heel Europa slechts 1 procent van het landbouwareaal wordt gebruikt voor de sojastrategie, denk ik dat het belangrijker is dat Europa zelf een sojastrategie zal opzetten.
Mijn vraag is dan vooral of u in Europa het plan op tafel zult leggen om gezamenlijk een strategie uit werken in plaats van alleen bilaterale akkoorden te sluiten? Ik denk dat dat vooral belangrijk is als we meer zelfvoorzienend willen zien in onze eigen producties.
Ik lees dat men eigenlijk zou moeten evolueren naar 8 tot 9 procent van het landbouwareaal. Vandaag is dat in Europa 1 procent. Ik denk dus dat het vooral belangrijk is om niet alleen te kijken naar omringende landen of bilaterale akkoorden, maar om binnen Europa op tafel te kloppen om ervoor te zorgen dat we daar echt tot een sojastrategie kunnen komen.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Collega Peeters bevestigt wat wij allemaal denken. We zijn vijftien jaar bezig met een strategie en wij staan eigenlijk nergens: 1 procent. Ik denk ook dat dat niet alleen te maken heeft met de knelpunten die worden opgesomd door de collega’s, maar ook met een tekort aan areaal. We zijn goed in het bedenken van strategieën.
Ik herinner me – en u ook waarschijnlijk, maar dan op een ander domein – dat we heel Vlaanderen vol gingen zetten met koolzaad om de energiecrisis op te lossen. Dat zijn allemaal zaken die op papier mooi lijken, maar …
Het is eigenlijk een zijsprongetje, maar ik ga al een tijdje mee in deze commissie en ik herinner mij BSE in 1999, toen dierlijke eiwitten werden verboden. Die dierlijke eiwitten zijn nog steeds verboden, terwijl ze leiden tot een betere kwaliteit van onder andere veevoeder. Er was dus een ‘feed ban’, waarbij er geen dierlijke eiwitten meer gebruikt mochten worden.
Minister, ik vraag mij af waarom men daar nooit op is teruggekomen. Want het is beschikbaar en via bijvoorbeeld Rendac en dergelijke kan het verwerkt worden in dierlijke eiwitten in veevoeder.
Mijn vraag is waarom men daar nooit op is teruggekomen en waarom dat nog altijd verboden is. Kan het eventueel een optie zijn om dat te combineren met die plantaardige eiwitten? Ik had daar graag een antwoord op gekregen.
Bart Dochy (cd&v)
Misschien, collega’s, kan ik nog even aansluiten. Er is nog altijd één logica die steeds van tel is in de landbouwsector, zoals in alle andere economische sectoren: als het niet rendabel is, zou het niet gekweekt worden, punt. Daarmee is heel veel gezegd. Ik zie hoe de subsidies georiënteerd worden. Als de prioriteit op faunabraak ligt, en niet op eiwitstrategie, dan zul je faunabraak hebben. Het is het rendement dat ook voor een stuk telt. Als ik zie hoe men de zonnepanelen in de markt gezet heeft door – misschien te lang en overmatig – te subsidiëren … De boost is wel gegeven. De keuze is er. Wil je dit effectief in de markt krijgen, dan zal daar een inspanning moeten gebeuren. Anders zal het er niet van komen. Zo simpel is het.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Om daar meteen op aan te sluiten, en dat is dan meteen voor een stuk een antwoord op de vraag naar de Europese strategie, het Europees areaal dat vandaag al voorzien is: de landbouweconoom kiest, en die kiest natuurlijk in functie van een rendabel verhaal, want uiteindelijk moet er op het einde van de maand ook brood op de plank komen.
Er wordt 600 euro per hectare voorzien, ter informatie, vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), als het gaat over eiwithoudende gewassen.
We hebben het hier al heel vaak gehad over gewasbeschermingsmiddelen. Ik denk dat we allemaal de ambitie hebben, als het gaat om chemische toepassingen, om die maximaal te beperken. Ook elke landbouwer zal daar zeer omzichtig, zeer schaars mee omgaan, niet meer dan nodig. Maar ze blijven nodig. Ook dat tonen studies aan. Ze volledig uit de wereld helpen, zal moeilijk zijn. Dan zul je nog veel meer grond voor nodig hebben om hetzelfde volume aan voedsel te produceren. Dat blijft dus een noodzaak.
Wat de relatie met het federale niveau betreft: we hebben net de discussie gehad. Wat doet het federale niveau überhaupt nog op landbouwvlak? Dat gaat onder andere over de discussie rond die gewasbeschermingsmiddelen. De actieve stoffen zijn Europees, dan ga je naar het federale niveau en het Vlaamse niveau.
Dan gaat het over het plaatsgebrek in de context van die eiwithoudende gewassen, specifiek als het gaat over soja. De belangrijkste bron van eiwitten blijft nog altijd deftig bemest gras. Ik denk dat het belangrijk is om dat hier toch nog eens te onderstrepen, collega’s.
Als het gaat om alternatieven, werd er verwezen naar dat beendermeel. We moeten daar natuurlijk wel heel omzichtig mee omgaan als het gaat over het potentieel gevaar van dierenziektes. Daarom is daar onderzoek naar, zijn daar ‘test pilots’ naar, om dat opnieuw mogelijk te maken als dat echt helemaal veilig is. Er zijn zeker voorbeelden waar er opnieuw een implementatie is, een integratie van beendermeel als basis voor diervoeder in de diervoederketen. Wat dat betreft, en met de nodige omzichtigheid, pleit ik voor onderzoek en voedselveiligheid. Het kan niet de bedoeling zijn om op die manier opnieuw ziektes te gaan verspreiden.
Misschien moet ik nog heel even ingaan op de specifieke vraag rond de verschillende eiwitacties. Er zijn inderdaad – en ik heb die al mogen bezoeken – bij ILVO een aantal ‘free pilots’, waarin gekeken wordt naar verwerkingsinstallaties voor die nieuwe eiwitgewassen.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Als ik enkele van de collega’s beluister, dan zeggen die vooral dat er al wat werk geleverd is, maar dat het moeilijk is en dat we er dus beter mee stoppen, terwijl we toch met zijn allen een ambitie uitgesproken hebben om eigenlijk meer te gaan voor lokaal geteelde eiwitten.
Het is een innovatieve teelt. Het is nieuw bij ons. Er moet heel wat rond worden onderzocht. Die onderzoeksprojecten lopen. Er worden resultaten geboekt, en we zetten de horizon op 2030. Het gaat ook beter en beter in de sector. De minister heeft ook geantwoord dat er nu vier erkende rassen bij komen enzovoort. De sector is in ontwikkeling.
We kunnen daar niet van verwachten dat dat nu plots ons volledig Vlaams areaal zal overnemen, maar er is wel een keuze gemaakt om te gaan voor die lokaal geproduceerde eiwitten. En ik denk dat we die keuze vooral verder moeten blijven ondersteunen, en dat we die lokale eiwittenstrategie, waar de kweek van soja een onderdeel van uitmaakt, verder moeten stimuleren.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Ik sluit me daarbij aan. Ik denk dat we dat inderdaad moeten stimuleren. De vraag is natuurlijk waarop je juist inzet, maar we zullen daar de ondernemersvrijheid ten volle laten spelen. De landbouwers mogen zelf kiezen waar ze hun kost mee verdienen en wat goed past binnen hun bedrijfsverhaal. Voor de rest onthoud ik uit dit debat dat collega Sintobin nu ook Rendac wil betrekken bij de ‘Lekker van bij ons’-strategie. Dat is een beetje vreemd.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.