De voorzitter
De heer Devillé heeft het woord.
Dries Devillé (Vlaams Belang)
Minister, zoals u weet, plannen de commissies Leefmilieu en Landbouw eind september een werkbezoek aan het Turnhouts Vennengebied, meer precies op 19 september. Dat leek mij de ideale gelegenheid om voor het zomerreces nog eens poolshoogte te nemen omtrent de aanstelling van de intendant. Die is hier in de commissie ook al verschillende keren behandeld, een keer op 18 februari en vervolgens op 20 mei. Intussen is het meer dan een jaar na het ontslag van de heer VT en nog steeds blijkt er geen vooruitgang geboekt te zijn in dit dossier. U erkent weliswaar de urgentie. U heb destijds gezegd naarstig op zoek te zijn. Er zijn ook al verscheidene gesprekken geweest, mocht ik begrijpen, maar wat hebben landbouwers eraan als u de urgentie wel erkent, maar daar tegelijkertijd niet naar handelt? De concrete resultaten blijven gewoonweg uit, dag na dag, en de onzekerheid voor de landbouwers wordt ook alleen maar groter met de dag.
De gevolgen van dat falend beleid – ik kan het eigenlijk niets anders noemen – wentelt u eigenlijk af op diezelfde landbouwers. U bent misschien zeker van uw inkomen, maar de landbouwers zijn dat natuurlijk niet. Ik neem aan dat u wel begrijpt dat landbouwers daar niet van gediend zijn. Meer nog, zij voelen zich daardoor ook in de steek gelaten. De toekomst van de landbouwers staat daardoor mede op het spel, en dat is onaanvaardbaar voor het Vlaams Belang.
Vandaar ook de vragen die ik klaar heb voor u.
Hebt u in de tussentijd al een nieuwe intendant gevonden, die erop kan toezien dat de belangen van de landbouwers in dat gebied gevrijwaard worden? Bent u überhaupt nog wel van plan om zo’n intendant aan te stellen? Want u hebt natuurlijk alle schijn tegen. Ik heb ook begrepen dat cd&v een voorstander is van een afkoelingsperiode wat dat betreft. Ik vraag me af of u die mening ook toegedaan bent. Waar zult u naartoe gaan? Wanneer zult u met concrete resultaten komen?
Indien u niet van plan bent om een intendant aan te stellen, of indien u er nog geen gevonden hebt, hoe gaat u er dan voor zorgen dat landbouwers in de tussentijd toch ook geïnformeerd raken over de evolutie? Acht u het nodig of nuttig om desnoods een intendant ad hoc aan te stellen, die misschien niet voldoet aan de volledige functiebeschrijving, maar wel een oplossing kan bieden voor de onzekerheden voor de landbouwers in dat gebied?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel, collega. Tijdens de vergadering van de Commissie voor Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening van 20 mei laatstleden ging ik in mijn antwoord op uw eerdere vraag om uitleg en de vraag om uitleg van collega Van Olmen reeds uitgebreid in op de zoektocht naar een intendant voor het maatwerkgebied Turnhouts Vennengebied. We zoeken iemand die bruggen kan bouwen tussen de verschillende actoren op het terrein en de moeilijke opdracht in het gebied mee helpt uitrollen. Dat spreekt voor zich. We kennen de grote uitdagingen daar. Daarnaast heb ik ook uitgelegd dat mijn kabinet contacten onderhoudt met een aantal actoren op het terrein en dat het flankerend landbouwbeleid in alle maatwerkgebieden loopt. We hebben dus ook heel vaak contact met de groep landbouwers rond het Turnhouts Vennengebied die daar de trekkende figuren zijn en die ook vragende partij waren om al sneller duidelijkheid te krijgen rond het flankerend beleid. Op het terrein is dat vandaag gebeurd met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Het is dus niet zo dat er tussentijds in de afwachting van de aanstelling van de intendant niets is gebeurd. Dat wil ik toch even benadrukken. Maar het blijft wel belangrijk om daar toch een aanspreekpunt te hebben. Hier in Brussel zijn we met zeer veel dossiers bezig, maar dat vergt toch aparte aandacht wegens de extra grote uitdagingen. Laten we daar eerlijk in zijn. In dat gebied in Antwerpen lopen een aantal belangrijke gebiedsprocessen die wat mij betreft bijzondere aandacht verdienen, gezien de gevoeligheid en de extra inspanningen die daar verwacht worden.
Dat aanspreekpunt blijft dus belangrijk voor mij. Daar blijven we ook aan werken. Ik maak me sterk dat de aanstelling nog voor de start van het zomerreces kan gebeuren. Ik kan de naam nog niet onthullen, maar we hebben wel iemand gevonden die daartoe bereid is. Ik had graag vandaag hier de naam gegeven, maar de geplogenheden willen dat ik dat eerst voorleg aan de regering. U zult dat begrijpen. Nog enkele dagen geduld, dus.
De voorzitter
Collega Devillé, uw vraag komt dus blijkbaar net iets te vroeg.
De heer Devillé heeft het woord.
Dries Devillé (Vlaams Belang)
Minister, ik ben wel tevreden met het feit dat u iemand gevonden hebt. Ik heb vorige keer op 20 mei ook gezegd in de commissie dat het vanzelfsprekend niet gemakkelijk is om die grote schoenen te vullen. Ik ben uiteraard zeer tevreden dat dat nu wel is gebeurd.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag. Ik herinner me ook dat u zei dat u in het kader van het stikstofbeleid ook intensief aan het overleggen was met de Europese instellingen, met de Europese Commissie, om dat beleid af te stemmen en eventueel te bekijken waar versoepelingen mogelijk zijn. Kunt u misschien ook kort de stand van zaken daar toelichten?
De voorzitter
Mevrouw Van Olmen heeft het woord.
Mien Van Olmen (cd&v)
Minister, ik ben ook bijzonder verheugd over uw antwoord. Ik denk niet dat wij gepleit hebben voor een afkoelingsperiode. Integendeel, ik denk dat we in het verleden ook aangedrongen hebben op duidelijkheid. Maar er is het belang van de correcte, juiste persoon op die stoel, die toch wel de grote schoenen van de heer VT te vullen heeft, maar die vooral een bruggenbouwer moet zijn. Dat dit de juiste persoon is primeert dus qua belang op de snelheid waarmee die wordt aangeduid. Ik ben blij te horen dat u daar snel duidelijkheid in kunt brengen, maar ik ben vooral ook blij te vernemen dat men ondertussen niet heeft stilgezeten. Zoals ook in mei werd aangehaald: die landbouwers verdienen de nodige aandacht, en ook de natuursector, die daar met vragen zit. U en uw kabinet hebben dat ten volle opgenomen. Ik ben ook bijzonder benieuwd naar de evolutie van de gesprekken met Europa. Ik sluit me dus aan bij de bijvraag die de collega gesteld heeft en hoop dat we daar ook een beetje een antwoord op kunnen krijgen.
De voorzitter
Minister, ik ben blij te vernemen dat er iemand nieuw op de radar staat als intendant. Ik kijk naar mijn collega-voorzitter van de commissie Leefmilieu: misschien mogen we hier bij dezen ook de uitnodiging meegeven voor die persoon. Als de aanstelling nog voor de zomer gebeurt en we op 19 september een werkbezoek hebben, kunnen we de nieuwe intendant immers dan misschien ook verwelkomen om samen met ons kennis te maken met het gebied. Het zou misschien aangenaam zijn om dit ook mee te nemen.
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik denk dat dat meteen toegevoegd kan worden aan de agenda van de nieuwe intendant. Het is vanzelfsprekend dat we vanaf dag 1 met Europa in gesprek zijn gegaan. Net zoals hier heb je daar natuurlijk ook de bevoegdheid Landbouw, en ook de bevoegdheid Omgeving, wat natuurlijk minstens even belangrijk is, zoals ook hier het geval is, als het gaat over het landbouwbeleid en de impact op dat landbouwbeleid. Het is heel duidelijk dat Europa de landbouwsector echt wel erkent als strategische sector, maar op het Europese toneel speelt zich hetzelfde debat af als hier. De wetgeving ter bescherming van mens en milieu komt in hoofdzaak vanuit Europa. We hebben daar al heel vaak de Vlaamse realiteit bepleit.
Het is zo dat Europa over de instandhouding van kwetsbare natuur waakt en dat stikstof een onderdeel vormt om daaraan te werken. In de commissie Leefmilieu hebben we het al heel vaak gehad over de relatie tussen stikstof en de vergunningverlening. Nogmaals, Vlaanderen wordt, samen met Nederland, als eerste in Europa geconfronteerd met de realiteit van stikstof in relatie tot natuur en vergunningverlening, en dat plaatst ons voor zeer grote uitdagingen en een zoektocht naar een gepast en robuust kader.
We spraken nog maar recent over de evolutie inzake de kritische depositiewaarden (KDW’s) en de bewegende doelpalen. Ik ga daar gewoon heel open en eerlijk over zijn: het blijft een van mijn allerbelangrijkste missies om te komen tot een beleid waarbij men zijn verantwoordelijkheid niet ontloopt, want als ondernemer heb je de plicht om die reducties van welke emissies dan ook te realiseren, binnen het grotere klimaatbeleid, maar hier gaat het dan ook over het omgevingsbeleid en de natuur, op zo’n manier dat dit meer rechtszeker en duurzamer is dan vandaag en dat we de onzekerheid die leeft kunnen wegnemen. Dat blijft voor mij de allergrootste uitdaging voor ondernemend Vlaanderen, in het bijzonder voor de landbouwsector, voor de rundveehouderij: hoe kun je de reductie verankeren waarvoor we samen moeten zorgen, maar op zo’n manier dat er nog wel voldoende zuurstof is om te kunnen blijven ondernemen? Daar wordt naarstig aan gewerkt. We hebben ondertussen ook dat interdisciplinair wetenschappelijk team ingesteld. Mijn pleidooi op het Europese toneel is telkens weer om rekening te houden met de omgevingsrealiteit van dichtbevolkte en -bebouwde regio’s zoals Vlaanderen en Nederland.
Je voelt heel goed dat we daarin vaak nog alleen staan door de realiteit dat heel wat andere landen veel meer ruimte hebben en ruimte natuurlijk een deel van de oplossing is. De nabijheid van ondernemingen, van landbouwbedrijven ten aanzien van kwetsbare natuur is hierbij de grote uitdaging.
Dat zal dus iets zijn waarop we in deze commissie en in andere commissies en op andere plaatsen nog heel vaak zullen terugkomen, met als grote doel te komen tot een robuust kader dat een garantie biedt voor reducties, maar hand in hand gaat met rechtszekere vergunningen voor al wie onderneemt in Vlaanderen en daarbij zijn omgeving maximaal wil beschermen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.
Vorig artikel
